ECLI:NL:RBZWB:2023:7003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9545 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhaving en plaatsen verkeersteller in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van 10 oktober 2023 beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek en het verzoek om toestemming voor het plaatsen van een verkeersteller. De voorzieningenrechter oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening te verstrekkend is, aangezien het plaatsen van een verkeersteller een feitelijke handeling is en geen besluit. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda op te dragen om een verkeersteller te plaatsen en gegevens te verstrekken over verkeersbewegingen. De voorzieningenrechter stelt vast dat de voorlopige voorzieningprocedure niet geschikt is voor bewijsvergaring die nodig is om te bepalen of er sprake is van een overtreding. Het college heeft al aangegeven dat er geen overtreding is, en de voorzieningenrechter kan niet op voorhand oordelen dat dit standpunt onjuist is. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af, zonder dat er aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9545 GEMWT VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, het college.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek en het afwijzen van zijn verzoek om toestemming/een vergunning te verlenen voor het plaatsen van een verkeersteller.
1.1.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb alleen een voorlopige voorziening als "onverwijlde spoed" dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de uitspraak in beroep niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
3. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht het college op te dragen om:
  • met spoed een verkeersteller met kabels en lussen te plaatsen bij het in geding zijnde voetpad en die verkeersteller gedurende meerdere maanden het totale aantal verkeersbewegingen per dag te laten tellen;
  • elke maandag na de week waarin het totale aantal verkeersbewegingen per dag is geteld, het totale aantal verkeersbewegingen per dag van elke dag van die afgelopen week schriftelijk aan verzoeker mede te delen;
  • als na één maand tellen van het totale aantal verkeersbewegingen per dag blijkt dat gedurende meerdere dagen een zeer groot aantal verkeersbewegingen per dag heeft plaatsgevonden, met spoed handhavend op te treden;
dit alles op straffe van een dwangsom van € 5.000,- voor elke dag dat het college niet voldoet aan de voorziening.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit verzoek te verstrekkend is. Het plaatsen van een verkeersteller is een feitelijke handeling en geen besluit. Met de gegevens die de verkeersteller genereert, wil verzoeker aantonen dat sprake is van een overtreding. De voorlopige voorzieningprocedure leent zich niet voor de bewijsvergaring die vereist is om een antwoord te kunnen geven op de vraag of sprake is van een overtreding van enig voorschrift. Bovendien heeft het college zich – met het afwijzen van het handhavingsverzoek – al op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een overtreding. Op voorhand kan niet worden geoordeeld dat dat een onjuist standpunt is.
Gelet op het voorgaande en omdat schorsen van zowel het besluit tot afwijzing van het handhavingsverzoek als de beslissing tot afwijzing van het verzoek tot het plaatsen van een verkeersteller, verzoeker niet zal leiden tot het gewenste resultaat, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verzoeker onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij het verzoek om een voorlopige voorziening.
5. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker tot het treffen van een voorlopige voorziening zal afwijzen. Daarom bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 10 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.