Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 35.727,79 voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- het vonnis van de meervoudige kamer van 28 oktober 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie.
2.De beoordeling
€ 35.727,79is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Hierbij is van belang dat op raadkamer is toegelicht dat de eveneens door mr. M. Broere bijgestane [medeverdachte] ter zitting van 16 september 2022 belastend is gaan verklaren over verzoeker. Daardoor werd mr. M. Broere onverwacht geconfronteerd met tegenstrijdige belangen. In overleg met de toenmalige zaaks- en zittingsofficier van justitie is besloten dat mr. H. van Asselt de verdediging van verzoeker zou overnemen. Gelet daarop acht de rechtbank ook het aantal uren voorbereiding op de 3 dagen voorafgaand aan de zitting van 21 september 2022 met een uurtarief van € 295,- billijk.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ € 36.407,79zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “Schadevergoeding [verzoeker] ”.