ECLI:NL:RBZWB:2023:6977

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-007652
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bezwaar DNA-onderzoek veroordeelde in verband met mishandeling

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een bezwaar tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in Syrië en vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A. Darrazi, had op 22 maart 2023 een bezwaarschrift ingediend tegen het bevel tot afname van celmateriaal, dat was opgelegd na een veroordeling voor mishandeling van zijn echtgenote. De rechtbank heeft het bezwaar op 7 juni 2023 in besloten raadkamer behandeld, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was, maar zijn advocaat en de officier van justitie wel. De veroordeelde stelde dat er sprake was van een uitzondering op de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden, omdat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van strafbare feiten, gezien de aard van het misdrijf en de omstandigheden waaronder het gepleegd was. De officier van justitie betwistte deze claim en stelde dat er geen specifieke uitzondering van toepassing was.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig en op de juiste wijze was ingediend en dat zij bevoegd was om het bezwaar te behandelen. De rechtbank concludeerde dat het misdrijf waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, mishandeling, een geweldsmisdrijf is waarbij DNA-onderzoek van betekenis kan zijn voor de opsporing. De rechtbank stelde vast dat de omstandigheden die door de veroordeelde waren aangevoerd, geen bijzondere omstandigheden vormden die een uitzondering op de Wet DNA rechtvaardigden. Daarom verklaarde de rechtbank het bezwaar ongegrond en bevestigde het bevel tot afname van celmateriaal.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-260445-22
raadkamernummer : 23-007652
datum : 07 juni 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[de veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] (Syrië),
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. A. Darrazi advocaat te Tilburg, (Postbus 2191, 5001 CD Tilburg),
hierna te noemen: de veroordeelde.

Procedure

Het bezwaarschrift is op 22 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 07 juni 2023 het bezwaar in besloten raadkamer behandeld.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de veroordeelde, mr. A. Darrazi, en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde.
De veroordeelde stelt dat sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder b, van de Wet DNA, nu redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten. Veroordeelde voert daartoe aan dat niet is gebleken dat sprake is van recidivegevaar voor misdrijven waarin DNA-onderzoek van betekenis zal kunnen zijn voor de opheldering daarvan nu veroordeelde inmiddels apart woont van zijn gezin. Ten aanzien van de aard van het misdrijf voert veroordeelde aan dat dit het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel niet rechtvaardigt. Veroordeelde voert aan dat sprake is van een veroordeling voor eenvoudige mishandeling en dat dit een eenmalig incident betrof. Veroordeelde is nadien niet meer met politie en justitie in aanraking geweest en verzoekt derhalve het klaagschrift gegrond te verklaren.
In raadkamer heeft de advocaat gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt dat zich geen uitzondering voordoet in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA. Wat door de raadsvrouw is aangevoerd, is geen specifieke uitzondering zoals genoemd in de wetsgeschiedenis. De officier van justitie ziet dan ook geen reden het bezwaarschrift gegrond te verklaren.

Beoordeling

Bij vonnis van 16 januari 2023 is de veroordeelde door de politierechter in deze rechtbank veroordeeld voor mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenote.
De rechtbank is bevoegd om van onderhavig bezwaarschrift kennis te nemen.
Het bezwaar is tijdig en op de juiste wijze ingediend. De veroordeelde kan daardoor in het bezwaar worden ontvangen.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA kan een bevel tot afname van celmateriaal enkel worden bevolen ter zake van een veroordeling van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv.
De rechtbank stelt vast dat het misdrijf waarvoor het bevel is afgegeven, aan dit vereiste voldoet.
De Wet DNA strekt ertoe gepleegde en eventuele toekomstige strafbare feiten van de veroordeelde op efficiënte wijze op te sporen, alsmede de veroordeelde te weerhouden van het plegen van nieuwe strafbare feiten. Daarbij is het uitgangspunt dat bij iedere veroordeelde als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA celmateriaal wordt afgenomen. De officier van justitie is verplicht een daartoe strekkend bevel te geven, tenzij zich een van de in het eerste lid genoemde uitzonderingen voordoet. Een van de uitzonderingen is, dat redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel van de veroordeelde, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden, waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de veroordeelde.
Blijkens de wetsgeschiedenis ziet de maatstaf 'aard van het misdrijf' op misdrijven waarbij DNA-onderzoek geen bijdrage kan leveren aan de opsporing vervolging en berechting van strafbare feiten. In het onderhavige geval is de veroordeelde veroordeeld voor mishandeling, tegen zijn echtgenote begaan. Dat is een geweldsmisdrijf. Voor opheldering van geweldsmisdrijven kan DNA-onderzoek van betekenis zijn.
De maatstaf 'bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd' hangt samen
met de persoon van de veroordeelde. Het gaat daarbij om de situatie dat, ondanks een veroordeling wegens misdrijf, in de gegeven omstandigheden een DNA-onderzoek niet kan worden gerechtvaardigd. Blijkens de wetsgeschiedenis moet dan gedacht worden aan een veroordeelde van wie zeer onaannemelijk is dat hij ooit eerder een strafbaar feit heeft gepleegd voor de opsporing waarvan DNA-onderzoek van belang kan zijn, en die het misdrijf in de toekomst, bijvoorbeeld vanwege ernstige lichamelijke beperkingen, ook nooit meer zal kunnen begaan. Wat door veroordeelde is aangevoerd vormt geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet DNA.
Nu er geen sprake is van een uitzonderingssituatie zal de rechtbank het bezwaar ongegrond verklaren.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is op 21 juni 2023 gegeven door
mr. R.J.H. de Brouwer, rechter,
in tegenwoordigheid van D. van Spelde, griffier,
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing staan geen rechtsmiddelen open.