ECLI:NL:RBZWB:2023:6973

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-011754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, die werd verdacht van een overtreding van de Wegenverkeerswet, had kosten gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 3.052,59 en verzocht om vergoeding van deze kosten, vermeerderd met een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De strafzaak tegen verzoeker was op 8 april 2023 geseponeerd, en verzoeker was niet verschenen bij de behandeling van het verzoek.

Tijdens de zitting op 15 september 2023 zijn de officier van justitie en de advocaat van verzoeker gehoord. De officier van justitie stelde dat de verzochte vergoeding afgewezen moest worden, omdat de schadeloosstelling van de benadeelde partij via mediation was geregeld. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder straf of maatregel en dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding voor de gemaakte kosten, aangezien niet evident was dat een veroordeling zou hebben plaatsgevonden.

De rechtbank heeft het verzoek tot schadevergoeding toegewezen en een totaalbedrag van € 3.732,59 vastgesteld, bestaande uit € 3.052,59 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De beslissing is genomen door rechter mr. A. Hello en griffier mr. D. van Spelde, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-227385-22
rk-nummer: 23-011754
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 3 mei 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.J.C.M. de Graaff, advocaat te 's-Hertogenbosch op het adres Rompertsebaan 70, 5231 GT ’s-Hertogenbosch.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.052,59, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 8 april 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 15 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, verzoeker en mr. A.J.C.M. de Graaff als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De strafzaak tegen verzoeker is op 8 april 2023 geseponeerd. Verzoeker stelt kosten te hebben gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van
€ 3.052,59 en verzoekt de rechtbank een vergoeding van deze kosten toe te kennen, te vermeerderen met een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat indien tot vervolging zou zijn overgegaan, dat niet onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid. De advocaat voert daartoe aan onderzoekswensen in te hebben gediend, waarmee gesteld kan worden dat er nog sprake was van enige onduidelijkheden. Het feit dat de schade van de benadeelde partij op een andere wijze is afgewikkeld maakt niet dat de schuld van verzoeker in strafrechtelijke zin daarmee vaststaat.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie in raadkamer op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding van kosten voor rechtsbijstand dient te worden afgewezen nu de schadeloosstelling van de benadeelde partij door middel van mediation is overeengekomen. Dat betekent dat verzoeker succesvol vervolgd had kunnen worden, waardoor het niet redelijk en opportuun is om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 3.052,59is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet evident uit het dossier naar voren komt dat bij vervolging van verzoeker een veroordeling zou hebben gevolgd. Dat is mede gelegen in de onderzoekswensen die door de verdediging zijn gedaan. Bovendien heeft de officier van justitie zich eerst ter zitting pas tegen de gevraagde vergoeding verzet. De rechtbank wijst het verzochte bedrag aan verzoeker toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.732,59, bestaande uit:
- € 3.052,59 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.732,59zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Kurvers en Frencken Advocaten B.V., onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).