ECLI:NL:RBZWB:2023:6971

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-010503
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging voertuigen

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door mr. B.J.P. van Gils, had verzocht om opheffing van het beslag op twee voertuigen, een Volkswagen en een Opel, die op 14 april 2023 in beslag waren genomen. Klager stelde dat hij de lessee van de voertuigen was en dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij de inbeslagname. Hij voerde aan dat hij dubbele kosten maakte door het huren van een ander voertuig en dat er gereedschappen in de inbeslaggenomen bestelbus lagen die hij ook terug wilde hebben.

De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde echter dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de inbeslaggenomen voertuigen al waren teruggegeven aan de leasemaatschappij. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend, maar dat het beslag op de voertuigen reeds was geëindigd. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift, omdat het Openbaar Ministerie had aangegeven dat de gereedschappen formeel niet in beslag waren genomen en de voertuigen al waren teruggegeven.

De beslissing werd genomen door mr. A. Hello, rechter, in aanwezigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op dezelfde dag. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-268867-22
rk.nummer: 23-010503
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg op het adres Willem II Straat 70, 5038 BJ Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 14 april 2023 onder klager in beslag is genomen: een bestelauto van het merk Volkswagen, type Crafter en voorzien van het [kenteken 1] (hierna: Volkswagen);
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, waaruit blijkt dat op 14 april 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Opel, type Astra, kleur wit en voorzien van het [kenteken 2] (hierna: Opel);
  • het klaagschrift, ingediend op 21 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 15 september 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. Van Gils als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de lessee is van de voertuigen. Klager stelt dat er geen strafvorderlijk belang meer is bij inbeslagname. Voor zover sprake is van conservatoir beslag, merkt klager op dat hij geen wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten en reeds betalingsregelingen ten aanzien van de schade heeft lopen. Klager stelt dat hij dubbele kosten maakt nu hij een ander voertuig moet huren om zijn werkzaamheden voort te zetten. Bovendien liggen in de inbeslaggenomen bestelbus nog diverse gereedschappen waarvan klager eveneens om teruggave verzoekt.
In raadkamer heeft de raadsman aangevoerd dat hij slechts van één van de voertuigen bevestigd heeft gekregen dat er is overgegaan tot teruggave.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de inbeslaggenomen Volkswagen en de Opel reeds zijn teruggegeven aan de leasemaatschappij. Het conservatoir beslag is eveneens niet meer aan de orde. Subsidiair verzoekt de officier van justitie om het klaagschrift ongegrond te verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
In zoverre het klaagschrift zich richt tegen de gereedschappen, stelt de rechtbank vast dat het Openbaar Ministerie voorafgaand aan de raadkamerbehandeling te kennen heeft gegeven dat de gereedschappen formeel niet in beslag zijn genomen. De rechtbank is daarom van oordeel dat zij geen beslissing kan nemen ten aanzien van deze goederen en zal klager in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn klaagschrift.
Voorts stelt de rechtbank vast dat het beslag gelegd op grond van artikel 94 Sv reeds is geëindigd, nu in raadkamer is gebleken dat het Openbaar Ministerie is overgegaan tot teruggave van de inbeslaggenomen Opel en Volkswagen op 13 en 27 juni 2023 aan de leasemaatschappij. De officier van justitie heeft om die reden gesteld dat het conservatoir beslag niet meer aan de orde is. De rechtbank zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn klaagschrift.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).