ECLI:NL:RBZWB:2023:6969

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-006842 en 23-006841
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoekschrift schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard na termijnoverschrijding

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 02-310337-22, waarin verzoeker een schadevergoeding vroeg op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, die in 1993 geboren is en woonachtig is in Roosendaal, had op 16 maart 2023 een verzoekschrift ingediend voor schadevergoeding wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis. Hij verzocht om een vergoeding van € 230,00 voor schade door inverzekeringstelling, € 100,00 voor de tijd in het Huis van Bewaring, en € 831,12 voor kosten van rechtsbijstand, plus bijkomende kosten voor het indienen van het verzoekschrift.

Tijdens de behandeling op 15 september 2023 was verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. H.A. van der Hout, was wel aanwezig. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moest worden omdat het verzoekschrift te laat was ingediend. De rechtbank constateerde dat de strafzaak tegen verzoeker op 29 november 2022 was geseponeerd, en dat verzoeker zijn verzoekschrift pas op 15 maart 2023 had ingediend, wat buiten de termijn van drie maanden na beëindiging van de zaak viel.

De rechtbank oordeelde dat de advocaat van verzoeker op de hoogte was van het sepot sinds 7 december 2022 en dat hij zijn cliënt tijdig had moeten informeren. De rechtbank concludeerde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek, omdat de termijn voor het indienen van het verzoekschrift was overschreden. De beslissing werd op 29 september 2023 gegeven door rechter mr. A. Hello, in aanwezigheid van griffier mr. D. van Spelde, en werd uitgesproken tijdens een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-310337-22
rk-nummers: 23-006842 en 23-006841
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 16 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal op het adres Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 230,00, € 230,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 831,12, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 29 november 2022;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 20 juli 2022 in verzekering is gesteld en op 21 juli 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 15 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. H.A. van der Hout als waarnemend en gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van het bezit van harddrugs en witwassen. De strafzaak tegen verzoeker is op 29 november 2022 geseponeerd. Verzoeker acht het redelijk dat aan hem een vergoeding van € 130,00 wordt toegekend voor de dag die hij in verzekering op het politiebureau heeft doorgebracht en € 100,00 voor de dag die hij in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht. Daarnaast heeft verzoeker in verband met de strafzaak kosten voor rechtsbijstand gemaakt en verzoekt daarvoor een vergoeding van
€ 831,12 toe te kennen, een en ander te vermeerderen met de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de advocaat aangevoerd dat zijn collega mr. Van de Luijtgaarden op 7 december 2022 kennis heeft genomen van het sepot en verzoeker pas op 23 december 2022. De officier van justitie heeft geen betekeningsstukken aan het dossier toegevoegd waaruit blijkt dat het sepot op 29 november 2022 aan verzoeker kenbaar is gemaakt, waardoor ervan uit moet worden gegaan dat het sepot verzoeker pas op 23 december 2022 heeft bereikt. Verzoeker is daarmee ontvankelijk in zijn verzoekschrift. Daarnaast heeft de advocaat aangevoerd dat het aantal uren dat aan de strafzaak is besteed niet buitensporig hoog is en dat het Openbaar Ministerie niet heeft onderbouwd waarom de gevraagde kosten bovenmatig zijn.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek, nu het verzoekschrift te laat is ingediend. De kennisgeving van het sepot is naar het BRP-adres van verzoeker gestuurd en niet is gebleken dat hij een ander adres heeft.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat de strafzaak tegen verzoeker op 29 november 2022 is geseponeerd en daarmee is beëindigd. Een verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 en 533 Sv kan slechts worden ingediend binnen drie maanden na de beëindiging van de zaak. De rechtbank constateert dat het verzoekschrift op 15 maart 2023 door de griffie is ontvangen. Daarmee is sprake van een termijnoverschrijding. Uit het verzoekschrift blijkt dat de advocaat van verzoeker sinds 7 december 2022 op de hoogte is van het sepot. De rechtbank is van oordeel dat van de advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt op de hoogte stelt van het sepot. Gelet op de urenstaat is er rondom de dag van het sepot ook contact geweest tussen verzoeker en diens advocaat. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook indien men later in kennis is gesteld van een sepot, dat nog geen reden is om tot het einde van de termijn te wachten met het indienen van een verzoekschrift. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verzoeker niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).