ECLI:NL:RBZWB:2023:6965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-006843 en 23-006844
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding na beëindiging strafzaak zonder veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding vroeg na een beëindigde strafzaak. De verzoeker, die in 2022 drie dagen in verzekering was gesteld, vroeg om een schadevergoeding van € 390,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 1.478,62 voor kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank overwoog dat de verzoeker niet was veroordeeld en dat de zaak was geseponeerd, wat hem recht gaf op een schadevergoeding voor de inverzekeringstelling. De rechtbank kende de gevraagde vergoeding van € 390,00 toe, conform de LOVS-uitgangspunten, die een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor inverzekeringstelling vaststellen.

Daarnaast beoordeelde de rechtbank de kosten van rechtsbijstand. De officier van justitie had betoogd dat de verzochte kosten niet redelijk waren en dat er kantoorkosten waren opgevoerd die niet onder de vergoeding voor rechtsbijstand vielen. De rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand, voor zover deze niet als kantoorkosten konden worden aangemerkt, billijk waren en kende een bedrag van € 1.384,24 toe. Voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer werd een forfaitair bedrag van € 680,00 toegewezen. Uiteindelijk werd de totale schadevergoeding vastgesteld op € 2.454,24, waarbij de rechtbank de overige verzoeken afwees.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-071187-23
rk-nummers: 23-006843 en 23-006844
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 16 maart 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. B.P.J.H. van de Luijtgaarden, advocaat te Roosendaal op het adres Bovendonk 11A, 4707 ZH Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.478,62, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 13 maart 2023;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 12 juli 2022 in verzekering is gesteld en op 14 juli 2022 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 15 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. H.A. van der Hout als waarnemend en gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat verzoeker werd verdacht van handel in softdrugs. De strafzaak is op 15 maart 2023 geseponeerd en daarmee geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel. Verzoeker stelt immateriële schade te hebben geleden als gevolg van de door hem ondergane inverzekeringstelling gedurende drie dagen. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen ter hoogte van € 390,00. Daarnaast heeft verzoeker kosten gemaakt voor verleende rechtsbijstand. Verzocht wordt om hem hiervoor een vergoeding toe te kennen van € 1.478,62. Ten slotte vraagt verzoeker een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift toe te kennen.
In raadkamer heeft de advocaat aangevoerd dat op de urenspecificatie 18 minuten aan tijd is geschreven voor het concipiëren van een processtuk. Dit ziet op het opstellen van onderhavig verzoekschrift en dat valt onder de forfaitaire vergoeding. Het verzochte totaalbedrag voor kosten voor rechtsbijstand kan daarom worden gematigd met € 78,00. Daarnaast heeft de advocaat aangevoerd dat het aantal uren dat aan de strafzaak is besteed niet buitensporig hoog is en dat het Openbaar Ministerie niet heeft onderbouwd waarom de gevraagde kosten bovenmatig zijn.
De officier van justitie heeft in raadkamer gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding ex artikel 533 Sv geheel kan worden toegewezen. De verzochte vergoeding voor de kosten voor rechtsbijstand acht hij niet redelijk en billijk. Het aantal uren dat aan deze strafzaak is besteed en het bijbehorende uurtarief dat is gehanteerd, staan niet in verhouding tot de complexiteit van de strafzaak en de omvang van het dossier. Daarnaast zijn op de urenspecificatie kosten opgevoerd die aan te merken zijn als kantoorkosten, terwijl over het gehele bedrag aan kosten voor rechtsbijstand eveneens 6% aan kantoorkosten zijn opgevoerd.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
drie dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 390,00.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de kosten voor rechtsbijstand € 78,00 in rekening is gebracht voor het opstellen van onderhavig verzoekschrift. Deze kosten vallen echter onder de forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. Nu verzoeker eveneens verzoekt de forfaitaire vergoeding toe te wijzen, komt het de rechtbank niet billijk voor de genoemde € 78,00 toe te wijzen. Ten aanzien van het overige verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand overweegt de rechtbank dat de kosten die de officier van justitie aanmerkt als kantoorkosten, zien op werkzaamheden die niet enkel als administratieve taken aan te merken zijn. Deze kosten zijn dan ook in voldoende mate onderbouwd en komen de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag ter hoogte van
€ 1.384,24toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv voor schade wegens inverzekeringstelling toe tot een bedrag van
€ 390,00;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.064,24, bestaande uit:
- € 1.384,24 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.454,24zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “ [kenmerk] ”.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).