ECLI:NL:RBZWB:2023:6963

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-003471
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na sepot van strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoekster, die in 1996 is geboren. Het verzoekschrift, dat op 3 februari 2023 ter griffie is ingekomen, betreft een schadevergoeding voor kosten van rechtsbijstand die verzoekster heeft gemaakt in verband met een strafzaak die op 8 december 2022 is geseponeerd. Verzoekster heeft een bedrag van € 7.018,00 aan kosten voor rechtsbijstand verzocht, alsook een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat er geen billijkheidsgronden zijn voor toekenning van een vergoeding, maar heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoekschrift indien dit buiten zitting om wordt behandeld.

De rechtbank heeft overwogen dat de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat zij bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand voldoende zijn onderbouwd en heeft deze toegewezen. Daarnaast heeft de rechtbank een forfaitaire vergoeding van € 340,00 toegekend voor de indiening van het verzoekschrift, ondanks dat er eerder een verzoekschrift met een hogere forfaitaire vergoeding was behandeld. De rechtbank heeft de verhoging van de vergoeding bij behandeling in raadkamer afgewezen, omdat verzoekster en haar advocaat niet bij de behandeling aanwezig waren.

De rechtbank heeft uiteindelijk het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 7.358,00, dat zal worden overgemaakt op naam van Stichting Beheer Derdengelden DNA Strafrechtadvocaten. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-097790-21
rk-nummer: 23-003471
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 3 februari 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda op het adres
Julianalaan 1, 4819 AB Breda.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 7.018,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 8 december 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 15 september 2023 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis gehoord.
Verzoekster en diens advocaat zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij werd verdacht van doodslag in vereniging. De strafzaak tegen verzoekster is op 8 december 2022 geseponeerd. Verzoekster stelt kosten te hebben gemaakt voor rechtsbijstand ter hoogte van € 7.018,00 en verzoekt de rechtbank om een vergoeding van deze kosten toe te kennen, te vermeerderen met een forfaitaire vergoeding voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat er geen billijkheidsgronden aanwezig zijn om een vergoeding toe te kennen. Gelet op de beslissing van de rechtbank in het eerdere verzoekschrift van verzoekster met raadkamernummer
23-003470 dat ziet op hetzelfde parketnummer, vermoedt de officier van justitie dat de rechtbank onderhavig verzoekschrift geheel zal toewijzen. De officier van justitie voert aan zich niet te verzetten tegen toewijzing van het verzoekschrift, indien het verzoekschrift buiten zitting om wordt behandeld, teneinde een forfaitaire vergoeding voor de mondelinge behandeling te voorkomen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 7.018,00is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Ten aanzien van de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift stelt de rechtbank vast dat op 7 juni 2023 een verzoekschrift van verzoekster is behandeld onder raadkamernummer 23-003470. Dat verzoekschrift heeft betrekking op dezelfde strafzaak als onderhavig verzoekschrift. De rechtbank stelt vast dat voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift met raadkamernummer 23-003470 reeds een forfaitaire vergoeding ter hoogte van € 680,00 is toegekend. Normaliter kent de rechtbank slechts éénmaal de forfaitaire vergoeding toe nu beide verzoeken in één verzoekschrift aangebracht hadden kunnen worden. De verzoekschriften zijn echter beiden op een andere datum in raadkamer behandeld, nu er bij de rechtbank kennelijk iets mis is gegaan rondom het plannen van de verzoekschriften op zitting. De rechtbank kent daarom eveneens een forfaitaire vergoeding ter hoogte van
€ 340,00toe voor de indiening van het verzoekschrift met raadkamernummer 23-003471. De rechtbank wijst de verzochte verhoging bij een behandeling in raadkamer af, omdat verzoekster en haar advocaat niet bij de behandeling zijn verschenen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 7.358,00, bestaande uit:
- € 7.018,00 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 340,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 7.358,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden DNA Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “verzoekschrift [verzoekster] 23-003471”.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).