ECLI:NL:RBZWB:2023:693

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
02/043470-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van psychische en fysieke kindermishandeling na huiselijk geweld

In de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van psychische en fysieke kindermishandeling van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte psychische mishandeling van de kinderen door getuige te zijn van huiselijk geweld en fysieke mishandeling van [minderjarige 2] op 17 februari 2022.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor psychische kindermishandeling, aangezien [minderjarige 1] niet aanwezig was bij de ruzies en [minderjarige 2] slechts één keer getuige was van geweld op een zeer jonge leeftijd. De rechtbank concludeerde dat dit niet voldoende was om psychische mishandeling aan te nemen. Wat betreft de fysieke mishandeling van [minderjarige 2] op 17 februari 2022, oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet de intentie had om letsel toe te brengen en dat het letsel het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden tijdens een ruzie met haar man.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten en hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De rechtbank merkte op dat er in het verleden heftige ruzies waren geweest, maar dat de verdachte en haar man inmiddels de benodigde hulp hadden gekregen, wat leidde tot een verbetering in hun relatie en een stabielere thuissituatie voor de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/043470-22
vonnis van de meervoudige kamer van 7 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R. Haze, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak tegen [verdachte 2]
(02-041109-22).

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte haar kinderen [minderjarige 1] (geboren op [geboortedag 2] 2019) en [minderjarige 2] (geboren op [geboortedag 3] 2021) psychisch heeft mishandeld en dat zij [minderjarige 2] ook fysiek heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met haar man hun kinderen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] psychisch heeft mishandeld. Er is gedurende een langere periode sprake geweest van een patroon van huiselijk geweld binnen het gezin, waarvan de kinderen getuige zijn geweest. Vanwege de omvang, duur en aard van de gedragingen van verdachte en haar man bestond hierdoor een aanmerkelijke kans op de benadeling van de (psychische) gezondheid van de kinderen. De gedragingen van verdachte en haar man kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op dat gevolg gericht, dat het niet anders kan zijn dan dat zij de aanmerkelijke kans op dat gevolg hebben aanvaard. Ook acht de officier van justitie de fysieke mishandeling van [minderjarige 2] op 17 februari 2022 wettig en overtuigend bewezen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte haar man heeft aangevallen terwijl hij hun baby op zijn armen had. Verdachte heeft bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun baby hierbij gewond zou raken. Zij heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan de mishandeling van [minderjarige 2] en in voorwaardelijke zin opzet gehad om haar kind letsel toe te brengen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om verdachte vrij te spreken. [minderjarige 2] is slechts bij één incident aanwezig geweest en was toen nog zeer jong. Uit het dossier blijkt niet dat [minderjarige 1] aanwezig was bij de ruzies tussen verdachte en haar man. Er kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen voor de psychische kindermishandeling. Dit geldt eveneens voor de fysieke mishandeling van [minderjarige 2] . Niet duidelijk is hoe het letsel bij [minderjarige 2] precies is ontstaan. Het is goed mogelijk dat het letsel is ontstaan gedurende de worsteling tussen verdachte en haar man. Er bestond echter geen aanmerkelijke kans dat [minderjarige 2] letsel zou oplopen en indien deze kans wel bestond heeft verdachte deze niet bewust aanvaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Psychische kindermishandeling [minderjarige 1] en [minderjarige 2]
Op grond van het dossier en de zitting kan worden vastgesteld dat er in de tenlastegelegde pleegperiode meerdere ruzies hebben plaatsgevonden tussen verdachte en haar man. Uit de oorspronkelijke verklaringen van verdachte bij de politie komt naar voren dat tijdens deze ruzies ook geweld werd gebruikt. Ter zitting heeft verdachte dit genuanceerd en verklaard dat het geweld niet zo heftig is geweest als zij eerder bij de politie heeft beschreven. De rechtbank dient te beoordelen of de kinderen van verdachte psychisch zijn mishandeld doordat zij getuige zijn geweest van de ruzies/het geweld tussen hun ouders.
Het getuige zijn door kinderen van huiselijk geweld tussen hun ouders kan onder bepaalde omstandigheden psychische kindermishandeling opleveren. De rechtbank is echter van oordeel dat van die omstandigheden in deze zaak onvoldoende is gebleken. Zelfs als wordt uitgegaan van de verklaringen van verdachte bij de politie en de daarin beschreven ruzies met geweld, blijkt uit het dossier niet dat [minderjarige 1] bij één van die ruzies aanwezig is geweest of dat hij hier iets van heeft meegekregen. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van de psychische kindermishandeling van [minderjarige 1] . Voor [minderjarige 2] geldt dat uit de stukken blijkt dat hij aanwezig is geweest bij één ruzie waarbij ook geweld is gebruikt, namelijk op
17 februari 2022. [minderjarige 2] was toen 1,5 maand oud. In de uitspraken waar de officier van justitie in haar requisitoir naar heeft verwezen waren de kinderen gedurende meerdere jaren stelselmatig getuige van het ernstige geweld tussen hun ouders. Daar is in deze zaak geen sprake van. De rechtbank is van oordeel dat het één keer getuige zijn van een ruzie met geweld tussen ouders op een zodanig jonge leeftijd geen psychische kindermishandeling oplevert. Het psychische letsel kan na één incident niet worden aangenomen. De rechtbank zal verdachte om die reden eveneens vrijspreken van de psychische kindermishandeling van [minderjarige 2] .
Fysieke mishandeling [minderjarige 2]
Voorts dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verdachte [minderjarige 2] heeft mishandeld op 17 februari 2022 door hem in zijn gezicht te krabben. Op basis van de stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 17 februari 2022 een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en haar man waarbij ook geweld werd gebruikt. Verdachte en haar man kwamen in een worsteling waarbij haar man baby [minderjarige 2] op zijn arm had. In deze worsteling haalde verdachte uit richting haar man. Hierbij is [minderjarige 2] geraakt door de lange nagels van verdachte, waardoor hij krassen in zijn gezicht heeft opgelopen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat het een ongeluk was en dat zij nooit de bedoeling had om [minderjarige 2] letsel toe te brengen. Uit niets is gebleken dat verdachte wel de intentie had om [minderjarige 2] te mishandelen en van “vol” opzet is dan ook geen sprake. De vraag die vervolgens voorligt is of verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de mishandeling.
Het is algemeen, dus ook bij verdachte, bekend dat als je met lange nagels uithaalt naar je man terwijl hij op dat moment een baby op zijn arm heeft, de kans naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is dat hierdoor het kind wordt geraakt met letsel tot gevolg. Voor voorwaardelijk opzet is echter niet alleen een aanmerkelijke kans en de wetenschap daarvan vereist, maar is ook vereist dat verdachte die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop heeft toegenomen). Verdachte heeft verklaard dat zij zich ten tijde van haar handeling niet bewust is geweest van het feit dat [minderjarige 2] hierbij gewond zou kunnen raken maar dat dit per ongeluk is gebeurd. Verdachte zou nadat [minderjarige 2] gewond was geraakt erg zijn geschrokken. Haar man heeft dit bevestigd. Beiden omschrijven het feit dat [minderjarige 2] is geraakt als een ongeluk. Uit het dossier blijkt ook op geen enkele wijze dat verdachte ooit eerder geweld tegen een van haar kinderen heeft gebruikt. De rechtbank acht het feit dat [minderjarige 2] is geraakt bij de uithaal meer een ongelukkige samenloop van omstandigheden. Dat verdachte bewust de kans heeft aanvaard dat dit zou gebeuren kan dan ook niet worden bewezen. Verdachte zal daarom ook worden vrijgesproken van de (fysieke) mishandeling van [minderjarige 2] .
Conclusie
Verdachte zal integraal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het dossier wel blijkt dat zich in het verleden meerdere heftige ruzies hebben voorgedaan tussen verdachte en haar man. Het strafrechtelijk onderzoek heeft hierin voor een positieve doorbraak gezorgd. Verdachte en haar man hebben hierdoor de benodigde hulp gekregen waardoor er nu sprake lijkt te zijn van een verbetering in de relatie en dus een stabielere thuissituatie voor de kinderen.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, mr. R.J.H. Brouwer en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 februari 2023.