Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 februari 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van psychische en fysieke kindermishandeling van haar kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 24 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte psychische mishandeling van de kinderen door getuige te zijn van huiselijk geweld en fysieke mishandeling van [minderjarige 2] op 17 februari 2022.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor psychische kindermishandeling, aangezien [minderjarige 1] niet aanwezig was bij de ruzies en [minderjarige 2] slechts één keer getuige was van geweld op een zeer jonge leeftijd. De rechtbank concludeerde dat dit niet voldoende was om psychische mishandeling aan te nemen. Wat betreft de fysieke mishandeling van [minderjarige 2] op 17 februari 2022, oordeelde de rechtbank dat de verdachte niet de intentie had om letsel toe te brengen en dat het letsel het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden tijdens een ruzie met haar man.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte integraal vrij van alle tenlastegelegde feiten en hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op. De rechtbank merkte op dat er in het verleden heftige ruzies waren geweest, maar dat de verdachte en haar man inmiddels de benodigde hulp hadden gekregen, wat leidde tot een verbetering in hun relatie en een stabielere thuissituatie voor de kinderen.