In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 september 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van de betrokkene, die sinds 22 september 2016 onder deze maatregel valt. De rechtbank heeft de termijn van de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar verlengd, op basis van de vordering van de officier van justitie en het advies van de tbs-instelling. De betrokkene, geboren in 1960, verblijft momenteel in een tbs-instelling en heeft een complexe psychiatrische problematiek, waaronder een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van recidivegevaar, wat voortvloeit uit de ziekelijke stoornis van de betrokkene.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de procesgang en de adviezen van verschillende deskundigen, waaronder de tbs-instelling, psychiaters en psychologen. De tbs-instelling heeft geadviseerd om de tbs te verlengen, omdat de betrokkene niet meewerkt aan behandeling en er geen behandelmotivatie aanwezig is. De reclassering heeft eveneens negatief geadviseerd over een voorwaardelijke beëindiging van de tbs, gezien de afwezigheid van behandelplannen en de risico's die de betrokkene met zich meebrengt.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk blijft voor de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. De rechtbank heeft de reclassering opgedragen om voor de volgende verlengingszitting een maatregelenrapport op te stellen over de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de tbs. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank teleurgesteld is over de voortgang van de resocialisatie en de betrokkenheid van de reclassering.