4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 19 januari 2023 in
’s-Gravenhage vanuit het voertuig van de leverancier van een bouwmarkt 200 liter aceton werd afgeleverd en overgeladen in een personenauto. Nadat de aceton in [plaats01] was overgeladen in een ander voertuig, werd de aceton naar een garagebox gebracht die een doorgang bleek te hebben naar een aangrenzende woning aan de [adres01] in [plaats01] . Uit de garage kwam een blanke man die samen met de bestuurder de objecten uit de auto haalde en in de garage zette. Dat was omstreeks 16:15 uur. Daarna gingen de blanke man en de bestuurder samen de garage in. Na ongeveer tien minuten, omstreeks 17:00 uur, kwam de bestuurder de garage uit met een zwarte tas in zijn hand en vertrok hij.
Op diezelfde dag om 17:45 uur werd de woning gelegen aan de [adres01] in [plaats01] binnengetreden en werd een niet in werking zijnde cocaïnewasserij aangetroffen. Deze wasserij bevond zich in de woonkamer van de woning. Verdachte is eigenaar van de woning en was in de woning aanwezig op het moment dat daar werd binnengetreden.
Uit onderzoek van de Landelijke Faciliteit Ontmantelen (LFO) volgt dat de in de garage, woonkamer en badkamer aangetroffen goederen en chemicaliën passen bij een bewerkingslocatie voor de bewerking van cocaïne en dan met name de extractie van cocaïne uit een dragermateriaal en/of het omzetten van cocaïne base naar cocaïne HCl. Ook werd op deze locatie cocaïne geperst in kiloblokken, gedroogd en verpakt.
In de woonkamer stond onder meer een hydraulische pers en een zelfbouwdroogkast met daarin schaaltjes met daarin poeder/brokjes bevattende benzoylecgonine en cocaïne. Ook in de badkamer werden diverse chemicaliën aangetroffen. Daarnaast zijn er 9 gebruikte setjes filtreerpapier aangetroffen, met cocaïne vervuild filterdoek en 105 liter van een mengsel van o.a. aceton met daarin een lage concentratie cocaïne.
Onder een stoel bij het achterraam in de woonkamer zijn twee zakken met witte vlokken aangetroffen. Na weging bleek het te gaan om 1633 gram. Deze substantie is zowel indicatief als door het NFI positief getest op cocaïne
In de garage werd in dozen ook een partij hennep aangetroffen, die vrijwel geheel bestond uit per kilo hennep gesealde pakketten van in totaal 139,15 kilogram.
Daarnaast zijn in een kast in de woonkamer 21 kogelpatronen van het kaliber .38 special aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat in september 2022 een vriend hem kwam helpen met het opruimen van puin van de verbouwing van zijn woning. Deze vriend zou over de sleutel van zijn woning beschikken. Die vriend heeft toen gevraagd of hij wat hennep mocht opslaan en verdachte is daarmee akkoord gegaan. Op 1 oktober 2022 zou die vriend hebben gezegd dat hij een plek zocht voor het maken van cocaïneblokken. Verdachte heeft toen gezegd dat dit niet in zijn woning kon. Een maand later zag verdachte een pers in zijn woonkamer staan. Nadat verdachte drie dagen niet thuis was geweest, kwam hij op eerste kerstdag thuis en trof hij zijn vriend, onbekende mannen en een bende aan in zijn woonkamer. Volgens verdachte stonk het hele huis naar die ‘rotzooi’. Tegen verdachte zou zijn gezegd dat als hij hier iets mee zou doen, dat hem dan wat werd aangedaan en hij werd bedreigd met een vuurwapen. Toen hij terugkwam waren de mannen niet meer aanwezig, maar de goederen nog wel. Verdachte heeft tot het moment van binnentreden op 19 januari 2023 bijna iedere dag in de woonkamer geslapen. Verdachte heeft verklaard dat hij niet exact wist wat het was, maar dat hij wel wist dat het met harddrugs te maken had ook omdat die vriend dat eerder al had gevraagd. De spullen stonden er al die tijd nog, omdat ze nog niet waren opgehaald. Zijn vriend zou ervoor zorgen dat de spullen werden opgeruimd.
Feit 1
Onder feit 1 primair wordt verdachte - kort gezegd - verweten dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan het medeplegen van het bewerken van cocaïne.
Op 19 januari 2023 is gezien dat uit de garage behorende bij de woning van verdachte een blanke man kwam die de bestuurder hielp met het uitladen en in de garage zetten van jerrycans aceton. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wel uit de garage kwam, maar dat hij niks uit het voertuig heeft geladen. Daarentegen heeft verdachte ook verklaard dat het geen andere man geweest kan zijn. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de observatie van de verbalisant en stelt vast dat het verdachte is geweest die heeft geholpen met het uitladen van jerrycans aceton en deze vervolgens in de garage heeft gezet.
Dit maakt dat de verklaring van verdachte dat hij ineens met een cocaïnewasserij in zijn woning werd geconfronteerd, dat hij verder geen enkele betrokkenheid hierbij had en een maand lang slechts tussen de spullen heeft geslapen, ongeloofwaardig. De waarneming tijdens de observatie duidt op een actievere rol van verdachte dan de volstrekt passieve houding die hij zichzelf toedicht. Aceton is immers een middel dat bij het bewerken van cocaïne wordt gebruikt als oplosmiddel. Het feit dat deze aceton werd afgeleverd lijkt ook in tegenspraak te zijn met de verklaring van verdachte dat er niets meer in zijn woning zou gebeuren en de spullen slechts nog zouden worden opgehaald.
Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de bijdrage die verdachte aan de cocaïnewasserij heeft geleverd, uit meer heeft bestaan dan het ter beschikking stellen van zijn woning en het uitladen en in de garage zetten van een aantal jerrycans aceton. Niet is gebleken dat verdachte een actieve handeling heeft verricht bij het bewerken of verwerken van cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat een nauwe en bewuste samenwerking daarvoor ontbreekt, waardoor verdachte wordt vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat wordt bewezen dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte was gericht op de behulpzaamheid zelf en het gepleegde misdrijf. Uit het voorgaande volgt dat in de woning van verdachte een cocaïnewasserij is aangetroffen en dat verdachte heeft geholpen met het uitladen van jerrycans aceton. Hiermee staat vast dat verdachte middelen heeft verschaft voor de cocaïnewasserij. De rechtbank acht eveneens bewezen dat het opzet van verdachte minst genomen in voorwaardelijke zin was gericht op het gepleegde misdrijf. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet precies wist wat er gebeurde in de woning, maar ook dat hij gelet op de bedreigingen dacht dat het om harddrugs ging.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van het bewerken en verwerken van cocaïne.
Feit 2
Bij de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen, gaat de rechtbank uit van de feiten en omstandigheden zoals hiervoor zijn weergegeven. Uit het rapport van LFO blijkt dat de goederen en hoeveelheden zoals genoemd in de tenlastelegging in de woning en garage zijn aangetroffen. Deze goederen waren onmiskenbaar bestemd voor de bewerking van cocaïne in de wasserij. Het voorhanden hebben van deze goederen en het beschikbaar stellen van de woning kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden gekwalificeerd als het medeplegen van voorbereidingshandelingen.
Bewezenverklaarde periode feiten 1 en 2
Uit het dossier volgt niet vanaf welke datum precies de cocaïnewasserij aanwezig was en wanneer deze in bedrijf was.
De rechtbank volgt verdachte niet in zijn verklaring dat de cocaïnewasserij op 25 december 2022 ineens in zijn woning aanwezig was nadat hij drie dagen niet thuis was geweest. De rechtbank acht dit niet geloofwaardig.
Verdachte heeft verder verklaard dat de vraag van zijn vriend over het kunnen bewerken van cocaïne in de woning van verdachte dateert van 1 oktober 2022. Verder heeft verdachte verklaard dat er vanaf november een pers in de woning aanwezig was. De rechtbank acht bewezen dat de feiten 1 en 2 in ieder geval zijn gepleegd in de periode vanaf 1 oktober 2022.
Feit 3
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 3 tenlastegelegde is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de cocaïne en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een eigenaar en bewoner in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in zijn woning bevinden. De rechtbank heeft hiervoor wettig en overtuigend bewezen geacht dat verdachte medeplichtig is geweest aan het medeplegen van het bewerken en verwerken van cocaïne. De cocaïne is aangetroffen in de woonkamer van de woning van verdachte waarover hij heeft verklaard dat hij in de laatste maand in die woonkamer sliep. Door toe te staan dat in zijn woning cocaïne werd bewerkt en verwerkt, heeft verdachte opzet gehad op de aanwezigheid van deze cocaïne. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van 1.633 gram cocaïne.
Feit 4
Voor een bewezenverklaring van het onder feit 4 tenlastegelegde is vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van de hennep en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.
Verdachte heeft verklaard dat hij een vriend toestemming heeft gegeven om hennep in zijn garage te leggen. Volgens verdachte zou het gaan om hennepafval wat beschimmeld zou zijn dan wel legale hennep met een laag THC-gehalte waarvan cbd-olie zou worden gemaakt. Dat acht de rechtbank ongeloofwaardig. Door de verbalisanten is gerelateerd dat het ging om henneptoppen en dat zij de partij aan het uiterlijk, de geur, de kleur en het soortelijk gewicht herkenden als hennep. De rechtbank heeft geen reden aan de vaststelling van de verbalisanten te twijfelen. Bovendien bestond vrijwel de gehele partij uit gesealde pakketten per kilo. Dat past niet bij de verklaring die verdachte erover heeft afgelegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 139 kilogram hennep.
Feit 5
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring ter zake van het voorhanden hebben van munitie vereist is dat sprake is geweest van een meer of mindere mate van bewustheid bij verdachte omtrent de aanwezigheid van die munitie en een zekere beschikkingsmacht van verdachte over de munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad.
Naar het oordeel van de rechtbank kan een eigenaar en bewoner in beginsel verantwoordelijk worden gehouden voor de goederen die zich in zijn woning bevinden. De munitie is aangetroffen in een kabinet in de woonkamer. Dit is typisch een plaats die behoort tot het privédomein van de bewoner. Gelet op de plaats waar de munitie is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte ook de bewustheid heeft gehad van de aanwezigheid van die munitie. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de munitie voorhanden heeft gehad.