ECLI:NL:RBZWB:2023:6887

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
10301179 CV EXPL 23-206 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Ponds
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging koopovereenkomst en bewijs van handtekening

In deze civiele procedure vordert eiser, [eiser01], de vernietiging van een koopovereenkomst met gedaagde, [gedaagde01] B.V., betreffende een Toyota Aygo. Eiser stelt dat de handtekening op de factuur niet van hem is en dat de gedaagde hem niet heeft geïnformeerd over het schadeverleden van het voertuig. Eiser heeft het voertuig op 28 september 2022 gekocht voor € 8.850,00, maar heeft na aankoop meerdere gebreken ontdekt. Na een handtekeningenonderzoek door het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (NFO) concludeert eiser dat de handtekening op de factuur een vervalsing is. Gedaagde betwist de claims van eiser en stelt dat zij hem wel degelijk heeft geïnformeerd over het schadeverleden. De kantonrechter heeft eiser opgedragen te bewijzen dat de referentiehandtekeningen daadwerkelijk door hem zijn geproduceerd. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en zal op 25 oktober 2023 opnieuw worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Bergen op Zoom
Zaaknummer: 10301179 \ CV EXPL 23-206
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
[eiser01],
te [plaats01] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: [gemachtigde01] ,
tegen
[gedaagde01] B.V., M.H.O.D.N. [bedrijf gedaagde01],
te [plaats02] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. F. Mesri.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 8 februari 2023 en de daarin genoemde stukken,
- de akte houdende wijziging en vermeerdering van eis van [eiser01] , met producties 12 en 13,
- de mondelinge behandeling van 29 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt, en de spreekaantekeningen van de heer [gemachtigde01] en de heer mr. Hashem Jawaheri.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] heeft van [gedaagde01] op 28 september 2022 een Toyota Aygo van bouwjaar 2019 met [kenteken01] (hierna: het voertuig) gekocht voor € 8.850,00.
2.2.
Op 29 september 2022 heeft [eiser01] telefonisch contact opgenomen met [gedaagde01] , omdat de claxon en het ruitensproeisysteem van het voertuig niet functioneerden. [gedaagde01] heeft daarop herstel aangeboden.
2.3.
Omdat [eiser01] in de daaropvolgende dagen nog meer mankementen ervoer, heeft hij het voertuig naar een Toyota-dealer gebracht voor een keuring. Uit de factuur van de dealer volgt dat het voertuig flinke voorschade heeft gehad.
2.4.
Partijen hebben vervolgens contact gehad, maar geen oplossing bereikt. [eiser01] heeft daarop per brief van 14 oktober 2022 de koopovereenkomst buitengerechtelijk vernietigd op grond van dwaling.
2.5.
[eiser01] heeft het voertuig daarna laten onderzoek door [bedrijf01] (hierna: [bedrijf01] ). Uit het rapport van [bedrijf01] van 14 november 2022 volgt dat het voertuig op 26 oktober 2021 zwaar beschadigd is geraakt als gevolg van een aanrijding. De uitgevoerde reparatiewerkzaamheden aan de voorzijde en linkerzijde zijn volgens [bedrijf01] matig uitgevoerd.
2.6.
[eiser01] heeft op 8 juni 2023 het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau (hierna: NFO) verzocht onderzoek te verrichten naar de handtekening op de bij conclusie van antwoord door [gedaagde01] (als productie 1) overgelegde factuur d.d. 28 september 2022. Op 11 juli 2023 heeft ing. [deskundige01] , Geregistreerd handschriftdeskundige in het NRGD, samen met de eigenaar en eindverantwoordelijke van het NFO een rapport uitgebracht (door [eiser01] overgelegd als productie 12).

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – samengevat en na wijziging en vermeerdering van eis – bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) primair voor recht te verklaren dat de tussen partijen gesloten overeenkomst is vernietigd, subsidiair de overeenkomst te vernietigen en zowel primair als subsidiair [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van al hetgeen door [eiser01] op grond van de overeenkomst is voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de dag van betaling door [eiser01] tot de dag van volledige betaling,
b) [gedaagde01] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan teruggave van het voertuig via overschrijving van het kentekenbewijs en bezitsverschaffing van het voertuig met sleutel, op straffe van een dwangsom van € 200,00 per dag met een maximum van € 6.000,00,
c) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van € 1.513,18 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding,
d) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van schade, bestaande uit verzekeringspremie van € 33,25 per maand vanaf 28 september 2022 tot en met 6 mei 2023,
e) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van schade, bestaande uit wegenbelasting van € 64,00 per kwartaal vanaf 28 september 2022 tot en met 6 mei 2023,
f) voor recht te verklaren dat de handtekening in de vermeende koopovereenkomst niet van [eiser01] is,
g) voor recht te verklaren dat [gedaagde01] valselijk een (vermeende) handtekening van [eiser01] heeft geplaatst in de vermeende koopovereenkomst,
h) voor recht te verklaren dat [gedaagde01] een onrechtmatige daad heeft gepleegd jegens [eiser01] en schadeplichtig is jegens [eiser01] ,
i. i) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de onderzoekskosten van het NFO van € 1.929,95,
j) [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag van volledige betaling,
k) [gedaagde01] te veroordelen in de kosten van salaris van de gemachtigde,
l) [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van de nakosten van € 124,00, te verhogen met € 60,00 als [gedaagde01] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan die veroordeling voldoet en het vonnis aan haar wordt betekend.
3.2.
[eiser01] legt het volgende aan de vorderingen ten grondslag. [eiser01] heeft met [gedaagde01] een koopovereenkomst gesloten voor het voertuig. Voorafgaand aan de koop heeft [gedaagde01] aangegeven dat het voertuig geen schadevoertuig zou zijn. Het voertuig zou slechts lichte gebruikersschade hebben. [gedaagde01] heeft haar mededelingsplicht geschonden. Bij de verkoop heeft [gedaagde01] geen factuur ter hand gesteld. Achteraf is gebleken dat het voertuig een schadeverleden had. Nu [eiser01] heeft gedwaald bij de aankoop van het voertuig, dient de koopovereenkomst te worden vernietigd voor zover dit niet reeds met de brief van 14 oktober 2022 is gedaan. De handtekening op de factuur is niet van [eiser01] . Dit volgt ook uit het handtekeningonderzoek van het NFO. [gedaagde01] handelt onrechtmatig door te stellen dat de handtekening op de factuur van [eiser01] is. De aankoopsom en alle schade die [eiser01] heeft geleden dienen door [gedaagde01] te worden (terug)betaald, onder teruglevering van het voertuig. Het voertuig is geschorst per 6 mei 2023 en staat sindsdien bij een derde op eigen terrein. [eiser01] heeft daarom ter zitting zijn vorderingen sub d en e beperkt tot en met die datum.
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure.
[gedaagde01] heeft [eiser01] op het moment van de verkoop geïnformeerd over het schadeverleden van het voertuig. [eiser01] heeft hiervoor getekend op de aankoopfactuur. Ook had [eiser01] als gevolg van de ongebruikelijk lagere aankoopsom nader onderzoek dienen te verrichten. [gedaagde01] betwist verder dat het voertuig niet veilig was om aan het verkeer deel te nemen, nu de ‘Wacht op Keuren’ (WOK)-melding reeds uit het kentekenregister was gehaald nadat het voertuig was gerepareerd. [gedaagde01] betwist dat het door de Toyota-dealer en [bedrijf01] vastgestelde kromme subframe reeds bij de aankoop aanwezig was. [eiser01] heeft geen gelegenheid tot herstel van de gebreken geboden.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen verschillen van mening of [eiser01] heeft gedwaald op het moment van de aankoop van het voertuig.
4.2.
Niet in geschil is dat [gedaagde01] wist van het schadeverleden van het voertuig, maar zij stelt dat zij [eiser01] daarover heeft geïnformeerd. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft zij bij conclusie van antwoord een factuur gedateerd 28 september 2022 overgelegd. Op dat stuk staat, onder andere, de navolgende gedrukte tekst en onder de laatste zin daarvan staat een handtekening:

Auto is verkocht zonder garantie (handelsprijs).
Aan de klant is het volgende meegedeeld: het voertuig heeft schade gehad in het verleden.
Het voertuig had na schade de status WOK melding gekregen. Na herstel en controle door de RDW is het voertuig goedgekeurd, veilig bevonden en is de WOK melding afgehaald.
Kilometers zijn origineel.
Handtekening voor akkoord door de koper.
4.3.
Niet alleen betwist [eiser01] de ontvangst van deze factuur – volgens hem heeft hij pas voor het eerst kennisgenomen van dat stuk toen hij de conclusie van antwoord ontving – maar ook heeft [eiser01] ontkend dat de handtekening op de factuur zijn handtekening betreft en daarbij verwezen naar het handtekeningenonderzoek van het NFO. Nog daargelaten dat een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs oplevert zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is (artikel 159 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (RV)), brengen de door [eiser01] bij de vermeerdering van eis ingestelde vorderingen f tot en met i mee dat vastgesteld moet worden of de handtekening op de factuur inderdaad niet van [eiser01] is.
4.4.
Het NFO heeft weliswaar geconcludeerd dat het
veel waarschijnlijkeris wanneer de betwiste handtekening een vervalsing is dan wanneer het een authentieke handtekening van [eiser01] betreft, maar vooralsnog kan daaruit alleen worden geconcludeerd dat de handtekening op de factuur significant verschilt van de ter referentie overgelegde handtekeningen. Aangezien [eiser01] geen identiteitskaart aan het NFO heeft overgelegd, heeft het NFO namelijk (nog) niet kunnen onderzoeken of de referentiehandtekeningen daadwerkelijk door [eiser01] zijn geproduceerd (pagina 7 van het rapport). De kantonrechter ziet daarom aanleiding om [eiser01] op te dragen te bewijzen dat de referentiehandtekeningen uit het rapport daadwerkelijk door hem zijn geproduceerd. Hierbij merkt de kantonrechter nadrukkelijk op dat voor een volledig nieuw handtekeningenonderzoek geen aanleiding bestaat. Op basis van het reeds beschikbare materiaal – ondanks de daarbij aanwezige beperkingen doordat het NFO slechts beschikte over reproducties in plaats van originelen (zowel wat betreft de betwiste handtekening als de referentiehandtekeningen) – heeft het NFO namelijk reeds geconcludeerd dat de kans op de bevindingen uit haar onderzoek 100 tot 10.000 keer groter is wanneer de betwiste handtekening een vervalsing is dan wanneer het een authentieke handtekening van [eiser01] [lees: degene die de referentiehandtekeningen heeft geproduceerd] betreft.
4.5.
De uitkomst van het voorgaande kan tevens van belang zijn voor de beslissing over de gegrondheid van het beroep van [eiser01] op dwaling (al dan niet in combinatie met de gevolgtrekkingen die gemaakt kunnen worden bij schending van artikel 21 Rv), zodat iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
draagt [eiser01] op te bewijzen dat de referentiehandtekeningen daadwerkelijk door hem zijn geproduceerd,
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 25 oktober 2023 te 09:00 uurvoor uitlating door [eiser01] of hij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en/of door een ander bewijsmiddel,
5.3.
bepaalt dat, als [eiser01] geen bewijs door het horen van getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, hij die stukken dan direct in het geding moet brengen,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ponds, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.