ECLI:NL:RBZWB:2023:6881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
5 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvragen voor goedkeuring en eindkeuring door de RDW

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats], tegen de Algemeen Directeur van de RDW. Eiseres had op 9 februari 2022 een aanvraag ingediend voor goedkeuring van een technisch ontwerp en op 11 oktober 2022 voor een eindkeuring. De rechtbank heeft vastgesteld dat de RDW op 2 maart 2023 het ontwerp heeft goedgekeurd en op 16 maart 2023 positief heeft beslist op de eindkeuring. Hierdoor is aan de aanvragen van eiseres voldaan, en het beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt niet geacht te zijn gericht tegen deze besluiten.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dit blijkt het geval te zijn, omdat eiseres de rechtbank heeft verzocht om de door de RDW verbeurde dwangsommen vast te stellen. De rechtbank concludeert dat eiseres belang heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvragen.

De rechtbank oordeelt dat de beslistermijn op de aanvraag voor goedkeuring van het technisch ontwerp pas op 2 maart 2023 is aangevangen, omdat de aanvraag op 9 februari 2022 niet volledig was. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen op deze aanvraag is daarom niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast is vastgesteld dat er op 12 oktober 2022 al een besluit was genomen op de aanvraag voor eindkeuring, waardoor ook dit beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert op 3 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats] , eiseres

en

de Algemeen Directeur van de RDW.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat de RDW niet op tijd zou hebben beslist op haar aanvraag van 9 februari 2022 voor goedkeuring van het technisch ontwerp en op haar aanvraag van 11 oktober 2022 voor de eindkeuring, beide met betrekking tot dossier HCI.
1.1.
De rechtbank heeft toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Beroep tegen besluit van 2 en 16 maart 2023
3. De RDW heeft op 2 maart 2023 het ontwerp goedgekeurd en op 16 maart 2023 positief op de eindkeuring beslist. De rechtbank stelt vast dat met deze beslissingen geheel aan de aanvragen van eiseres tegemoet is gekomen. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig beslissen wordt dan ook niet mede geacht te zijn gericht tegen deze besluiten [2] .
4. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of eiseres nog procesbelang heeft bij het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Dat is naar het oordeel van de rechtbank het geval omdat uit het beroep volgt dat eiseres de rechtbank heeft verzocht de door de RDW verbeurde dwangsommen vast te stellen. Dit kan op de voet van artikel 8:55c van de Awb echter alleen als het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is. Eiseres heeft daarom nog belang bij het beoordelen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvragen van 9 februari 2022 en 11 oktober 2022.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een ontwerpgoedkeuring
5. Tussen partijen is in geschil of de beslistermijn op de aanvraag voor de goedkeuring van het technisch ontwerp was verstreken voordat eiseres op 24 februari 2023 beroep heeft ingesteld bij de rechtbank. Eiseres stelt zich op het standpunt dat dit het geval is, omdat zij op 9 februari 2022 een aanvraag heeft ingediend en op dat moment de beslistermijn is aangevangen. De RDW stelt zich op het standpunt dat pas op 2 maart 2023 sprake was van een volledige aanvraag.
5.1.
De rechtbank is met de RDW van oordeel dat pas op 2 maart 2023 sprake was van een volledige aanvraag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5.2.
De RDW heeft in haar verweerschrift de werkwijze omtrent de goedkeuring van aanvragen uiteengezet. De RDW heeft daarbij toegelicht dat eiseres haar productieproces anders heeft ingericht dan andere bedrijven. De RDW heeft daarom met eiseres afwijkende werkafspraken gemaakt. Dit blijkt ook uit het beroepschrift, waarin eiseres aangeeft dat na het doen van de aanvraag al gaandeweg is gestart met de bouw.
5.3.
In de aanvraag van 9 februari 2022 heeft eiseres aangegeven dat de berekening van de tank later volgt. Eiseres diende de aanvraag alvast in, zodat er een projectnummer aangemaakt kon worden en de keurmeester daarin zijn resultaten kwijt kon over de lasnaad die eerst visueel geïnspecteerd moet worden. Deze werkwijze vloeit voort uit de tussen partijen gemaakt afwijkende afspraken. Omdat de berekening van de tank later zou volgen staat hiermee vast dat er op 9 februari 2022 nog geen sprake was van een volledige aanvraag.
5.4.
Vervolgens heeft eiseres op 28 september 2022 de berekeningen van de tank en het leidingschema ingediend. De overzichtstekening, die eveneens nodig is voor de aanvraag, is op 2 maart 2023 ingediend. Hieruit volgt dat pas op 2 maart 2023 sprake was van een volledige aanvraag. Op het moment van het indienen van het beroepschrift op 24 februari 2023 was er dus nog geen sprake van een volledige aanvraag, zodat de beslistermijn nog niet was gaan lopen en de RDW nog niet in gebreke was om tijdig een besluit te nemen. Het beroepschrift voldoet daarmee niet aan de vereisten als genoemd in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
5.5.
Het beroep is in zoverre niet-ontvankelijk.
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een eindkeuring
6. Tussen partijen is eveneens in geschil of op het moment van indiening van het beroep al was beslist op de aanvraag van 11 oktober 2022 voor een eindkeuring. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er nog niet op haar aanvraag voor een eindkeuring was beslist. De RDW stelt zich op het standpunt dat op 12 november 2023 (lees: 12 oktober 2022) afwijzend op het verzoek om een eindkeuring is beslist.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat de RDW op 12 oktober 2022 per e-mail aan eiseres heeft laten weten dat het voertuig nog niet is vrijgegeven voor eindkeuring. Hiermee is, zoals verweerder terecht stelt, op de aanvraag beslist. Eiseres heeft niet gesteld, en ook is niet gebleken, dat zij deze e-mail niet heeft gehad.
6.2.
Nu er al op 12 oktober 2022 een besluit is genomen, zal het beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een eindkeuring niet-ontvankelijk worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een ontwerpgoedkeuring niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag voor een eindkeuring niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 3 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:20, derde lid, van de Awb.