ECLI:NL:RBZWB:2023:6849

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
C/02/405737 / JE RK 23-156 en C/02/405898 / JE RK 23-172
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van jeugdbescherming

Op 22 september 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken met betrekking tot de ondertoezichtstelling van vijf minderjarigen, te weten [minderjarige01], [minderjarige02], [minderjarige03], [minderjarige04] en [minderjarige05]. De rechtbank heeft de verzoeken van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering (de Gecertificeerde Instelling) om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar afgewezen, maar heeft in plaats daarvan de ondertoezichtstelling voor een korte periode van één maand verlengd. Dit besluit is genomen na een mondelinge behandeling waarbij de minderjarigen hun mening hebben gegeven en de kinderrechter de situatie heeft beoordeeld aan de hand van eerdere beschikkingen en rapportages van de betrokken hulpverleners.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er momenteel geen zorgsignalen zijn over de opvoeding en verzorging van de minderjarigen, maar dat er wel zorgen zijn over de onderliggende trauma's die de minderjarigen mogelijk ervaren. De kinderrechter heeft benadrukt dat er een borgingsplan moet worden opgesteld om de situatie van de minderjarigen te waarborgen en dat de Gecertificeerde Instelling contact moet leggen met de school en andere hulpverleningsinstanties. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan worden voortgezet ondanks een eventueel hoger beroep.

De rechtbank heeft de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de overige periode afgewezen, maar heeft de Gecertificeerde Instelling de gelegenheid gegeven om de situatie van de minderjarigen verder te monitoren en te evalueren. De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 4 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummers:
-C/02/405737 / JE RK 23-156
(verlenging ondertoezichtstelling [minderjarige01] en [minderjarige02] )
-C/02/405898 / JE RK 23-172
(verlenging ondertoezichtstelling [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] )
Datum uitspraak: 22 september 2023
Beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaken van
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven,
betreffende
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2008 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum02] 2009 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
[minderjarige03],
geboren op [geboortedatum03] 2013 te [geboorteplaats02] , [geboorteland02] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] ,
[minderjarige04],
geboren op [geboortedatum04] 2014 te [geboorteplaats02] , [geboorteland02] ,
hierna te noemen: [minderjarige04] ,
[minderjarige05],
geboren op [geboortedatum05] 2015 te [geboorteplaats02] , [geboorteland02] ,
hierna te noemen: [minderjarige05] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder01],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader01],
hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed te Rotterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedures

In de zaak met kenmerk 23-156:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 maart 2023, en alle daarin vermelde en genoemde stukken;
- de nadere informatie van de GI van 30 augustus 2023, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2023;
- de brief van de mr. S. Ben Ahmed van 6 september 2023 met een bijlage, ingekomen ter griffie op 8 september 2023;
- de e-mail van de GI van 21 september 2023 met aanvullende informatie.
In de zaak met kenmerk 23-172:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 16 maart 2023, en alle daarin vermelde en genoemde stukken;
- de nadere informatie van de GI van 30 augustus 2023, ingekomen ter griffie op 30 augustus 2023;
- de brief van de mr. S. Ben Ahmed van 6 september 2023 met een bijlage, ingekomen ter griffie op 8 september 2023;
- de e-mail van de GI van 21 september 2023 met aanvullende informatie.
De (nadere) mondelinge behandeling van de beide verzoeken met gesloten deuren heeft gelijktijdig plaatsgevonden op 22 september 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en [tolk 01] in de Arabische taal;
- de moeder, bijgestaan door [tolk 01] in de Arabische taal;
- een drietal vertegenwoordigsters van de GI;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] en [minderjarige02] naar hun mening gevraagd. [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben hierover allebei een apart gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige01] en [minderjarige02] hebben verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

In de zaak met kenmerk 23-156:
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] en [minderjarige02] .
[minderjarige01] en [minderjarige02] wonen bij hun ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 maart 2021 (met zaaknummer C/02/382437 / JE RK 21-323) zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 25 maart 2022. Bovendien is in de genoemde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, verleend voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 25 maart 2022.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een crisispleeggezin verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, met ingang van 9 december 2021 en tot 25 maart 2022.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2022 is de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs verlengd tot en met 12 april 2022. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2022 is het resterende deel van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs verlengd, met ingang van 12 april 2022 en tot 25 maart 2023.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam van 6 december 2022 is, voor zover hier van belang, de bestreden beschikking met betrekking tot de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een accommodatie van een zorgaanbieder 24-uurs over de periode tot 6 december 2022, bekrachtigd. De bestreden beschikking is vernietigd voor zover daarbij een machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd van de minderjarigen vanaf 6 december 2022 tot 25 maart 2023 en wijst het inleidende verzoek van de GI in zoverre af.
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 maart 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] verlengd met ingang van 25 maart 2023 en tot 25 september 2023. Het resterende gedeelte van het verzoek is aangehouden.
In de zaak met kenmerk 23-172:
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] .
[minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] wonen bij hun ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 25 maart 2021 (met zaaknummer C/02/382437 / JE RK 21-323) zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 25 maart 2022. Ook is in voornoemde beschikking een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen bij de andere ouder met gezag, te weten de moeder, verleend voor de duur van twaalf maanden, te weten tot 25 maart 2022.
Bij vonnis van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 20 augustus 2021 is de vader veroordeeld wegens meermalen gepleegde mishandeling van zowel de moeder als de minderjarigen tot een gevangenisstraf van 472 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde een contactverbod met de moeder en de kinderen is gesteld, zolang de reclassering dat nodig acht. Daarnaast is hij veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 9 december 2021 is een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen in een crisispleeggezin verleend tot 25 maart 2022.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2022 is de ondertoezichtstelling van onder meer voornoemde minderjarigen voor het laatst verlengd met ingang van 12 april 2022 en tot 25 maart 2023. Ook is in de genoemde beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van onder meer voornoemde minderjarigen voor het laatst verlengd met ingang van 12 april 2022 en tot 25 maart 2023.
Bij beschikking van de meervoudige kamer van het gerechtshof Amsterdam van 6 december 2022 is, voor zover hier van belang, de bestreden beschikking van de kinderrechter voor wat betreft [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] van de rechtbank Amsterdam van 12 april 2022 bekrachtigd.
Bij beschikking van de kinderrechter van 16 maart 2023 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] verlengd met ingang van 25 maart 2023 en tot 25 september 2023. Het resterende gedeelte van het verzoek is aangehouden. De verzoeken tot het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing en tot het verlenen van vervangende toestemming voor de noodzakelijke medische behandeling zijn bij deze beschikking afgewezen.

3.De verzoeken

In de zaak met kenmerk 23-156:
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] te verlengen voor de duur van een jaar, te weten van 25 maart 2023 en tot 25 maart 2024.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de periode van 25 september 2023 en tot 25 maart 2024.
In de zaak met kenmerk 23-172:
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, de ondertoezichtstelling van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] te verlengen voor de duur van een jaar, te weten van 25 maart 2023 en tot 25 maart 2024.
Tevens verzoekt de GI, eveneens uitvoerbaar bij voorraad, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen met ingang van (naar de kinderrechter begrijpt) 24 maart 2023 en voor de duur van een jaar.
Op dit punt in de procedure moet de kinderrechter nog een beoordeling geven over het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] voor de periode van 25 september 2023 en tot 25 maart 2024.

4.De standpunten

In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige01] verteld dat hij geen betrokkenheid en bemoeienis van de hulpverlening meer wil. Hij heeft geen behoefte om gesprekken te voeren met de hulpverlening en heeft geen hulp nodig. [minderjarige01] wil dan ook dat de hulpverlening hem met rust laat, zodat hij zijn eigen leven kan leiden. Tot slot heeft [minderjarige01] verteld dat hij graag dokter wil worden.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige02] aangegeven dat hij graag wil dat de ondertoezichtstelling stopt. Hij vindt de betrokkenheid en bemoeienis van de hulpverlening niet fijn en niet nodig. [minderjarige02] vertelt dat het goed met hem gaat, net zoals dat voorheen ook het geval was. Hij is blij met zijn leven, heeft veel vrienden, gaat naar school, beheerst de Nederlandse taal goed en wil graag hard werken om een mooie toekomst op te bouwen. [minderjarige02] zou graag dokter willen worden, net als zijn oom. Desgevraagd benadrukt hij dat hij ook niet ondersteund wil worden door een buddy. Dat is niet nodig.
De GI handhaaft de verzoeken voor de duur van drie maanden om de ondertoezichtstelling goed te kunnen afronden. Het hoogst haalbare is bereikt. Er komt op dit moment wekelijks hulpverlening vanuit IPT bij het gezin langs en dat gaat goed. De hulpverlening wordt erg gastvrij door de ouders ontvangen en heeft een positief beeld van het gezin. Hoewel er nog geen volledig beeld van het gezin is en er nog geen beeld van het sociale netwerk is, blijkt uit de rapportage dat er thans geen zorgen (meer) zijn over de opvoeding en verzorging van de minderjarigen. Ook op school zijn er geen zorgsignalen over de minderjarigen gemeld. Er is geen sprake van verzuim op school. Een blijvende zorg van de GI is wel dat er veel is gebeurd binnen het gezin en dat een aantal zaken niet bespreekbaar lijken, waardoor er geen ruimte is voor hulp of ondersteuning op deze gebieden. De school heeft ook nog geen ingang gevonden om daar met de minderjarigen over te praten. Voor de komende tijd moet er een borgingsplan worden opgesteld. Er moeten afspraken worden gemaakt met de ouders en de school van de minderjarigen. Ook is het van belang dat de ouders weten hoe zij indien nodig de hulpverleningsinstanties weer kunnen inschakelen.
De advocaat heeft afwijzing van het verzoek bepleit. Uit het rapport van Juvent blijkt dat er niet langer sprake is van een concrete ontwikkelingsbedreiging van de minderjarigen. Er worden geen zorgen gemeld en de opvoeding en verzorging van de kinderen door de ouders wordt positief beoordeeld. Daardoor kan de ondertoezichtstelling ook niet voor een kortere duur van drie maanden worden verlengd. Daarbij komt dat de ouders de afgelopen periode enorm hun best hebben gedaan. Zij hadden zeer weinig vertrouwen in de hulpverlening, maar hebben zich daar toch voor opengesteld. De laatste tijd kwam er zelfs twee keer per week hulpverlening bij hen thuis en daar werden de kinderen ook bij betrokken. Het gebrek aan zicht op het netwerk is tot slot geen voorwaarde voor het verlengen van de ondertoezichtstelling. Het is bovendien onmogelijk om 24-uurszicht te krijgen op een gezin.
In aanvulling op de advocaat benoemt de vader dat de betrokkenheid van de familie een positieve invloed op het gezin heeft en niet voor problemen zorgt. Verder is de vader van mening dat de GI steeds weer meer tijd wil om te zoeken naar bewijzen dat er iets aan de hand zou zijn met de minderjarigen. De afgelopen zes maanden is daar echter niets van gebleken.
De moeder is van mening dat het verzoek moet worden afgewezen. Het is onterecht dat de GI zorgen blijft hebben over de minderjarigen en de moeder wil geen bemoeienis en inmenging van de hulpverlening meer. Daarbij benoemt de moeder dat de GI de kans heeft gekregen om gesprekken te voeren op school, terwijl zij daar geen gebruik van hebben gemaakt. Tot slot zijn er geen problemen met de familie van het gezin.
De Raad stemt in met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor korte duur. Hoewel het verslag van Juvent positief is, ziet deze slechts op een kort tijdsbestek. De GI heeft de komende tijd nodig om de situatie van de minderjarigen te borgen, omdat er in het verleden aanzienlijke zorgen over de minderjarigen zijn geweest. Deze zorgen bestonden onder meer uit de veroordeling van de vader, het gebrek aan toestemming voor een behandeling van de minderjarigen en de zorgelijke signalen van de minderjarigen in het pleeggezin. Daarbij komt dat de minderjarigen nog maar recent van school zijn gewisseld, waardoor er thans nog een beperkt beeld is van hoe het met hen gaat op school. Ook lijkt het alsof de minderjarigen bang zijn om over hun verleden te vertellen. Er is verder nog geen beeld van het sociale netwerk van het gezin. Dat moet worden meegenomen in de borging en ook is van belang dat wordt onderzocht hoe er zicht kan worden gehouden op de minderjarigen.

5.De beoordeling

Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal de beide verzoeken beperkt toewijzen voor de duur van één maand. Dat betekent dat zowel de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] als die van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] wordt verlengd tot 25 oktober 2023. De kinderrechter wijst het resterende deel van de verzoeken af. Hij legt hieronder uit waarom hij deze beslissingen neemt.
De kinderrechter heeft in de vorige beschikkingen van 16 maart 2023 bepaald dat er waar mogelijk strakke regie moet worden gevoerd door de GI en er voorafgaand aan het einde van de ondertoezichtstelling onderzoek moet worden gedaan naar hoe het met de minderjarigen gaat. Ook heeft de kinderrechter in deze beschikkingen de opdracht gegeven om voor alle vijf de minderjarigen een individueel borgingsplan op te stellen, zodat duidelijk is welke begeleiding, hulp of behandelingen de minderjarigen in de toekomst verder nodig hebben. De kinderrechter stelt allereerst vast de hulpverlening op dit moment wekelijks bij het gezin langskomt en volgens de GI goed verloopt. Daarbij heeft de GI ook aangegeven dat het hoogst haalbare met de ondertoezichtstelling is bereikt. Uit het rapport van Juvent concludeert de kinderrechter voorts dat er op dit moment geen risico’s of zorgsignalen over de minderjarigen zijn waargenomen. Hoewel het rapport geen volledig beeld van de minderjarigen geeft voor de langere termijn, heeft de GI aangegeven dat nader onderzoek daar naar verwachting geen verandering in zal brengen en evenmin nodig is voor het opstellen van een borgingsplan.
De kinderrechter vindt het wel zorgelijk om te merken dat de minderjarigen zichtbaar last krijgen van spanningen wanneer er over het verleden gesproken wordt. De minderjarigen kampen mogelijk met onderliggende trauma’s uit het verleden waar zij behandeling en ondersteuning voor behoeven, maar daar geven de stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling onvoldoende feitelijke onderbouwing voor. Gelet daarop is de kinderrechter van oordeel dat de ondertoezichtstelling slechts voor zeer korte duur kan worden verlengd om de GI in de gelegenheid te stellen een borgingsplan op te stellen en de ondertoezichtstelling tot een afronding te brengen. Daarbij acht de kinderrechter het van belang dat de GI de komende tijd contact legt met de school van de minderjarigen en de andere betrokken hulpverleningsinstanties om goede afspraken te maken en de ouders informeert over hoe zij indien nodig de hulp en begeleiding weer kunnen inschakelen.
De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] , [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] verlengen voor de duur van één maand, te weten tot 25 oktober 2023 en de verzoeken voor het overige afwijzen.
De kinderrechter zal de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarigen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissingen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
in de zaak met kenmerk JE RK 23-156:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] en [minderjarige02] voor de duur van een maand, met ingang van 25 september 2023 en tot 25 oktober 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de zaak met kenmerk JE RK 23-172:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige03] , [minderjarige04] en [minderjarige05] voor de duur van een maand, met ingang van 25 september 2023 en tot 25 oktober 2023;
wijst af het meer of anders verzochte.
in de zaken met kenmerken JE RK 23-156 en JE RK 23-172:
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2023 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 4 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.