Uitspraak
RECHTBANK Zeeland-West-Brabant
1.De procedure
2.De feiten
5.Einde
“Implantologie beschadigd onbruikbaar niet te ret”
4.De beoordeling
€ 5.554,59resteert.
uiteraard ben ik me bewust dat ik ervoor koos de eerste 2 jaar mijn percentage af te staan aan de praktijk, dit is inmiddels 3 jaar geworden, en heb ik ook geen spijt van.”. Verder is tijdens de mondelinge behandeling komen vast te staan dat partijen bewust geen percentage in 2018 waren overeengekomen omdat TTT wel betaald kreeg voor de tandtechniek. Het verrichten van werkzaamheden in de praktijk van TPT maakte dat TTT meer omzet kon genereren om vervolgens zo een beloning aan [naam 1] uit te betalen. Gelet op voorgaande heeft TTT onvoldoende onderbouwd waarom TTT nog recht zou hebben op een aanvullende vergoeding over de periode 2018 – 2020.
5.De beslissing
€ 5.554,59, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 15 november 2022,
€ 11.027,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,