ECLI:NL:RBZWB:2023:6841
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening Ziektewet uitkering UWV
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV, waarin is bepaald dat hij vanaf 26 juni 2023 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij is vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is aangetoond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft opgemerkt dat op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een zitting achterwege kan blijven. De griffier had verzoeker eerder verzocht om een toelichting te geven op het spoedeisend belang, maar verzoeker heeft hierop niet gereageerd. Hierdoor is niet aangetoond dat verzoeker in zodanige omstandigheden verkeert dat hij niet kan afwachten wat de uitkomst van de bezwaarprocedure zal zijn.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening moet worden afgewezen, omdat de spoedeisendheid niet voldoende is aangetoond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.