Op 4 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 17 november 2021 te Vlissingen, waarbij de verdachte [slachtoffer 01] in zijn hoofd zou hebben gestoken en het topje van zijn vinger zou hebben afgesneden met een scherp voorwerp of brandblusser. De rechtbank heeft de zaak op 20 september 2023 inhoudelijk behandeld, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren hebben gebracht. De officier van justitie stelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de zware mishandeling, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte handelde uit noodweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte letsel heeft toegebracht aan de aangever, maar kon niet met zekerheid vaststellen hoe dit letsel precies was ontstaan. Er waren tegenstrijdige verklaringen van de betrokkenen en getuigen, en de brandblusser was niet onderzocht op sporen. De rechtbank concludeerde dat er meerdere scenario's mogelijk waren, waaronder het scenario dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond, aangezien hij werd aangevallen in zijn eigen woning. De rechtbank honoreerde het beroep op noodweer en sprak de verdachte vrij van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast, aangezien deze niet vatbaar waren voor verbeurdverklaring. De beslissing is gebaseerd op artikel 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.