ECLI:NL:RBZWB:2023:6838

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
4 oktober 2023
Zaaknummer
02-144344-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor uitvoer en voorbereiding van heroïne met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 3 oktober 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 998,5 gram heroïne, alsook van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van heroïne. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt. Tijdens de zitting op 19 september 2023 heeft de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, zijn standpunt toegelicht, waarbij de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 12 juni 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda, opzettelijk 998,5 gram heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen door 1.719,25 gram versnijdingsmiddelen en een drukpers voorhanden te hebben. De rechtbank achtte het alternatieve scenario van de verdachte, dat hij de heroïne in Breda wilde afleveren, niet aannemelijk. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd het grondgebied van Nederland niet mag betreden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer en verbeurd verklaard, waaronder de auto van de verdachte en verdovende middelen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/144344-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 oktober 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1986 te [geboorteplaats01] , [geboorteland01]
wonende te [woonadres01]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Grave
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

Deze zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 19 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
998,5 gram heroïne buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht; heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad;
voorbereidingshandelingen heeft getroffen voor het bewerken van heroïne door 1.719,25 gram versnijdingsmiddelen en een drukpers voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk 998,5 gram heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte. Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uitvoer daarvan. Verdachte heeft weliswaar weersproken dat hij de heroïne buiten het grondgebied van Nederland heeft willen vervoeren, maar het door hem geschetste alternatieve scenario acht de officier van justitie in de gegeven omstandigheden ongeloofwaardig.
Feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 2, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
feit 1
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het opzettelijk vervoeren en aanwezig hebben van 998,5 gram heroïne, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte. Niet kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de heroïne buiten het grondgebied van Nederland heeft willen vervoeren. Verdachte heeft dat betwist en het door hem geschetste alternatieve scenario, dat hij de heroïne in Breda heeft willen afleveren, kan niet zonder meer worden uitgesloten. De verdediging bepleit daarom vrijspraak van de (verlengde) uitvoer van de heroïne.
Feit 2
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het ten laste gelegde feit 2, gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1
Dat verdachte opzettelijk 998,5 gram heroïne heeft vervoerd en aanwezig heeft gehad staat niet ter discussie. Verdachte heeft dat immers bekend.
Anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie, acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de (verlengde) uit- voer van de heroïne. Verdachte heeft dit weliswaar betwist en verklaard dat hij de heroïne heeft willen afleveren in Breda, maar ten tijde van zijn staande houding heeft hij tegen de politie gezegd dat hij op dat moment onderweg was naar huis en dat hij in de buurt van Parijs woont. Daar komt bij dat hij op de A27 alle afritten naar Breda al voorbij was gereden en op de A58 was ingevoegd. Onderaan de afrit Ulvenhout is de politiecontrole uitgevoerd, maar er zijn geen aanwijzingen dat verdachte deze afslag zonder het volg- en stopteken van de politie had willen nemen. Hierna was er nog slechts één afrit op de A58 en dat is het
voorbijBreda gelegen knooppunt Galder, waarvandaan gereden kan worden in richting van Antwerpen of Rotterdam. Daarnaast was op de telefoon van verdachte zichtbaar dat om 17:53 uur, dus een uur en 17 minuten voordat de politie hem in beeld kreeg, al op de navigatieapp was gezocht naar de Franse plaats Saint-Quentin. Ook was met de telefoon een screenshot gemaakt, waarop de afslag richting Antwerpen/Bergen op Zoom zichtbaar was. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij dat screenshot inderdaad heeft gemaakt. De bestemming is op het screenshot weliswaar niet zichtbaar, maar de locatie op de screenshot, de resterende reistijd en afstand, komen ongeveer overeen met de zoekopdracht naar Saint-Quentin in Frankrijk. Voorts heeft de politie de telefoon nog onderzocht op bestemmingen en zoekopdrachten met betrekking tot Breda, maar dat onderzoek heeft geen resultaat opgeleverd. Al deze feiten en omstandigheden bij elkaar genomen, maken dat de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte niet aannemelijk acht en bewezen acht dat verdachte met de heroïne op weg was naar Frankrijk en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de verlengde uitvoer daarvan.
Derhalve acht de rechtbank het ten laste gelegde feit 1 wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
Gelet op het proces-verbaal van bevindingen, de rapportage van het NFI en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 12 juni 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda, opzettelijk
- buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
- heeft vervoerd en
- aanwezig heeft gehad,
998,5 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
Op 12 juni 2023 te Ulvenhout, gemeente Breda, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten,
- het opzettelijk bewerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, vijfde lid van de Opiumwet, hebbende verdachte
- een goed en stoffen voorhanden gehad, te weten 1719,25 gram versnijdingsmiddel en
een drukpers,
waarvan verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen te achten feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij een bewezenverklaring de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf te beperken tot maximaal acht maanden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben, het vervoeren en de (verlengde) uitvoer van 998,5 gram heroïne. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan het treffen van voorbereidingshandelingen voor het bewerken van heroïne door een drukpers en 1.719,25 gram versnijdingsmiddelen voorhanden te hebben, terwijl hij wist dat deze goederen daarvoor bedoeld waren.
De rechtbank is van oordeel dat het gaat om ernstige feiten. Harddrugs, zoals onder meer heroïne, bevatten immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid van gebruikers. Ook zijn harddrugs sterk verslavend. Daarnaast ontstaat door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. De strafbaarheid en de enorme winstgevendheid ervan brengen met zich dat de handel in heroïne een ontwrichtende invloed heeft op de samenleving, ook door de daarmee samenhangende criminaliteit waaronder, niet zelden, ernstige geweldsfeiten. Een aanzienlijk deel van de vermogensdelicten valt te herleiden tot de behoefte aan verdovende middelen bij armlastige gebruikers. Voorts brengt de handel in harddrugs mee dat een zwartgeldcircuit ontstaat met alle gevolgen van dien. Dat is ook de reden dat op de handel in, en in- en uitvoer van harddrugs, zware straffen zijn gesteld.
Gezien de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
Voor de duur van de op te leggen gevangenisstraf neemt de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS als uitgangspunt. Verder slaat de rechtbank acht op de straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare gevallen voor overtreding van artikel 2 aanhef en onder A van de Opiumwet.
Hoewel uit het Nederlands strafblad van verdachte van 8 augustus 2023, kan worden afgeleid dat verdachte in Nederland niet eerder voor soortgelijke zaken met justitie in aanraking is geweest, heeft verdachte zelf verklaard dat hij in 2021 in Frankrijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar voor een soortgelijk feit en dat hij die straf ook heeft uitgezeten. Uit het proces-verbaal van het verhoor bij de rechter-commissaris is op te maken dat die veroordeling op het moment van dat verhoor ook bleek uit het dossier. Hoewel het dossier nu geen Frans strafblad (meer) bevat, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan die vrij recente veroordeling te twijfelen. De rechtbank zal die dan ook in straf verhogende zin meewegen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat de (verlengde) uitvoer, het vervoeren
én het aanwezig hebben van de heroïne in eendaadse samenloop zijn begaan, als bedoeld in artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Deze gedragingen leveren in die mate een samenhangend, zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex op dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet/slechts enigszins uiteenloopt.
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de open proceshouding van verdachte en de omstandigheid dat de rechtbank de auto van verdachte verbeurd zal verklaren.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf van 15 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Verdachte heeft ter zitting verklaart dat hij vanwege hoge schulden tot het begaan deze feiten is gekomen en heeft verzocht om hem, ter bescherming van zichzelf, om herhaling te voorkomen, voor de komende vijf jaar een verbod op te leggen om het Nederlands grondgebied te mogen betreden. De rechtbank ziet dat de inwilliging van dit verzoek mogelijk recidivebeperkend kan werken en zal daarom van de voormelde gevangenisstraf een gedeelte van 3 maanden voorwaardelijk opleggen met de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd niet in Nederland zal komen. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op 3 jaar.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, omdat gebleken is dat het feit daarmee is begaan en deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang:
- 2 STK verdovende middelen, goednummer G2602988;
- 2 KG verdovende middelen, goednummer G2602985.
7.2
De verbeurdverklaring
De volgende in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, omdat gebleken is dat de auto en de telefoon aan verdachte toebehoren en ten aanzien van het persluchtapparaat niet is kunnen worden vastgesteld aan wie die toebehoort, terwijl het feit is begaan of voorbereid met behulp van deze voorwerpen:
- personenauto, merk Alfa Romeo, [kenteken01] , goednummer G2602965;
- telefoontoestel, merk Samsung, goednummer G2602967;
- persluchtapparaat, goednummer G2602979.

8.De wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet
gegeven verbod, in eendaadse samenloop gepleegd met
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet
gegeven verbod, in eendaadse samenloop gepleegd met
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te
hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden,
waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaarden:
*dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte gedurende de proeftijd het grondgebied van Nederland niet zal betreden. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart de volgende in beslag genomen goederen onttrokken aan het verkeer:
- 2 STK verdovende middelen, goednummer G2602988;
- 2 KG verdovende middelen, goednummer G2602985;
- verklaart de volgende in beslag genomen voorwerpen verbeurd:
- personenauto, merk Alfa Romeo, [kenteken01] , goednummer G2602965;
- telefoontoestel, merk Samsung, goednummer G2602967;
- persluchtapparaat, goednummer G2602979.
Dit vonnis is gewezen door A.L. Hoekstra, voorzitter, G.M.J. Kok en D.S.G. Froger-Zeeuwen, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 oktober 2023.