ECLI:NL:RBZWB:2023:6818

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
10437937 CV EXPL 23-1136 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Karsten-Badal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van standplaatsovereenkomst en ontruiming met dwangsom en huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] B.V. en [gedaagde01]. De procedure betreft de ontbinding van een standplaatsovereenkomst en de ontruiming van de gehuurde standplaats door [gedaagde01], die huurachterstand heeft opgelopen. De eiser, [eiser01], vordert ontbinding van de overeenkomst, ontruiming van de standplaats, betaling van openstaande huur en kosten voor waterverbruik, en een dwangsom voor elke dag dat [gedaagde01] in gebreke blijft. De gedaagde, [gedaagde01], voert verweer en betwist de vorderingen van [eiser01]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een standplaatsovereenkomst bestaat en dat [gedaagde01] huur en kosten voor waterverbruik verschuldigd is. De rechter heeft geoordeeld dat de ontbinding van de overeenkomst en de ontruiming van de standplaats toewijsbaar zijn, met een termijn van vier weken voor ontruiming. Tevens is een dwangsom opgelegd voor het geval [gedaagde01] niet aan de ontruimingsverplichting voldoet. De kantonrechter heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen en de proceskosten aan de zijde van [eiser01] vastgesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10437937 \ CV EXPL 23-1136
Vonnis van 27 september 2023
in de zaak van
[eiser01] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: mr. L.J.P.E. Donckers-Corten,
tegen
[gedaagde01],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx.

1.De procedure

1.1.
De procedure gaat over de ontbinding van de huurovereenkomst tussen [eiser01] en [gedaagde01] , de ontruiming van de gehuurde standplaats en of [gedaagde01] nog huur en kosten van waterverbruik moet betalen.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 mei 2023
- de akte van 3 augustus 2023 met productie 13 van [eiser01]
- de mondelinge behandeling van 21 augustus 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. [eiser01] exploiteert een recreatiecamping met chalets en stacaravans in [plaats 1] .
b. Tussen [eiser01] en [gedaagde01] is mondeling een overeenkomst gesloten voor de huur van een standplaats met [nummer01] voor onbepaalde tijd.
c. [gedaagde01] woonde jarenlang op de camping. Sinds 1 december 2021 is zij verhuisd naar een woning in [plaats 2] en is ze recreant op de camping. Haar caravan staat op de gehuurde standplaats.
d. [eiser01] heeft de volgende facturen bij [gedaagde01] in rekening gebracht:
- Factuur van 1 mei 2022 met [factuurnummer01] (restant) € 2.487,73
- Factuur van 16 januari 2023 met [factuurnummer02] € 3.133,80
- Aanvullend waterverbruik maart 2023
€ 391,50
Totaal € 6.013,03
e. [gedaagde01] heeft deze facturen, ondanks betalingsherinneringen, onbetaald gelaten.
f. [gedaagde01] heeft de standplaatsovereenkomst niet opgezegd.

3.Het geschil

Vordering & standpunt [eiser01]
3.1. '
[eiser01] vordert - samengevat - na wijziging van eis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. De tussen partijen gesloten standplaatsovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te gebieden om binnen vier weken na betekening van het vonnis de standplaats met [nummer01] schoon te maken, te ontruimen en te verlaten onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat [gedaagde01] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, alsmede met machtiging van [eiser01] om met inschakeling van de sterke arm de standplaats zelf te doen ontruimen;
II. De dwangsommen onder sub I niet te maximeren, althans deze in ieder geval vast te stellen op minimaal de daadwerkelijke ontruimingskosten van € 8.500,00;
III. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.013,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
IV. [gedaagde01] te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 675,65;
V. [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
3.2.
Ter onderbouwing van haar vordering stelt [eiser01] dat [gedaagde01] weigert de nog openstaande facturen van in totaal € 6.013,03 te voldoen. Zij wenst alsnog betaling van deze facturen. Nu [gedaagde01] de standplaatsovereenkomst niet heeft opgezegd, is zij stageld over de jaren 2022 en 2023 verschuldigd. De factuur van 1 mei 2022 betreft een restantfactuur waarvan al een bedrag van € 535,89 is afgetrokken. Daarnaast heeft [gedaagde01] water verbruikt, zodat zij ook de factuur voor het waterverbruik verschuldigd is. [eiser01] heeft [gedaagde01] geen toestemming gegeven om de caravan te verkopen met behoud van de standplaats. De reden hiervan is dat de caravan verouderd is (40 jaar oud).
Standpunt [gedaagde01]
3.3.
[gedaagde01] voert verweer. [gedaagde01] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van
[eiser01] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met veroordeling van
[eiser01] in de kosten van deze procedure.
3.3
[gedaagde01] voert als verweer, kort gezegd, het volgende aan. [gedaagde01] wil de caravan verkopen, maar zij wist niet dat bij verkoop ook de caravan verwijderd moet worden. Zij is door [eiser01] niet op de hoogte gesteld van de opzegprocedure. [gedaagde01] betwist dan ook dat dergelijke voorwaarden bij opzegging gelden. Door deze eis te stellen wordt [gedaagde01] gehinderd om de caravan te verkopen, nu geen enkele koper de caravan zonder standplaats wenst te kopen. Het primaire standpunt van [gedaagde01] is dat zij grond huurt voor onbepaalde tijd. De vorderingen zijn door [eiser01] zelf veroorzaakt. Er is geen grond voor ontbinding van de overeenkomst en ontruiming van de standplaats binnen zeven dagen na betekening van het vonnis. [gedaagde01] is bereid om de factuur over 2022 te betalen. Zij is van mening dat zij de factuur over 2023 niet verschuldigd is. [gedaagde01] betwist de factuur voor het waterverbruik, nu zij al op 16 januari 2023 een eindafrekening heeft ontvangen. Zij heeft aan een bewoner die ook op de camping verblijft en werkzaamheden voor [eiser01] verricht, gevraagd om het water af te sluiten. Zij erkent dat deze bewoner heeft aangegeven dat het kan zijn dat hij het water niet goed heeft afgesloten. [eiser01] dient rekening te houden met het gerechtvaardigd belang van [gedaagde01] . [gedaagde01] doet een beroep op de aanvullende werking van de redelijkheid & billijkheid. [gedaagde01] verzoekt de vordering af te wijzen en in geval van een toewijzend vonnis dit niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Standplaatsovereenkomst
4.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten voor de huur van een standplaats waarop de caravan van [gedaagde01] staat. Dit betekent dat er – ondanks de betwisting door [gedaagde01] – wel degelijk sprake is van een standplaatsovereenkomst. [gedaagde01] is daarvoor huur verschuldigd. De discussie tussen partijen of de caravan bij verkoop wel of niet op de standplaats mag blijven staan, is hierbij niet relevant.
Tekortkoming in de nakoming
4.2.1.
Op grond van de standplaatsovereenkomst is [gedaagde01] huur en de kosten voor waterverbruik verschuldigd. Vaststaat dat deze overeenkomst niet is opgezegd. [gedaagde01] is dan ook de huur over de jaren 2022 en 2023 verschuldigd. Zij heeft deze huur van totaal € 5.621,53 niet voldaan. Daarnaast is gebleken dat het water niet goed was afgesloten door een kennis van [gedaagde01] , die niet in dienst is van [eiser01] . De kosten voor het waterverbruik in 2023 waren € 391,50. [gedaagde01] heeft de hoogte van dit bedrag onvoldoende (onderbouwd) betwist. Ook dit bedrag heeft zij niet voldaan. Door de genoemde bedragen niet te voldoen, is zij tekortgeschoten in de nakoming van haar betalingsverplichtingen. Er zijn geen omstandigheden om op grond van redelijkheid & billijkheid anders te oordelen.
4.2.2.
Het gevorderde bedrag van € 6.013,03 kan dan ook worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente met ingang van de datum van dagvaarding, 28 maart 2023, is ook toewijsbaar.
Ontbinding & ontruiming(stermijn)
4.3.
Gelet op de hiervoor genoemde tekortkoming, de hoogte van de huurachterstand, het feit dat de standplaatsovereenkomst niet is geëindigd en de standplaats nog niet is ontruimd, zijn de gevorderde ontbinding van de standplaatsovereenkomst en ontruiming van de standplaats toewijsbaar. [gedaagde01] heeft laten weten dat een termijn van zeven dagen te kort is om de standplaats te ontruimen en schoon te maken. De kantonrechter acht in dit geval een ontruimingstermijn van vier weken na betekening van het vonnis redelijk.
Dwangsom
4.4.
Ook vordert [eiser01] een dwangsom voor iedere dag dat [gedaagde01] in gebreke blijft de standplaats schoon te maken, te ontruimen en te verlaten. [gedaagde01] heeft geen verweer gevoerd tegen het opleggen van een dwangsom. Aangezien [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling heeft laten weten dat zij geen middelen heeft om tot ontruiming van de standplaats over te gaan, zal een dwangsom als prikkel tot tijdige nakoming worden toegewezen. De kantonrechter ziet wel aanleiding om de dwangsom gelet op de financiële situatie van [gedaagde01] te matigen tot een bedrag van € 100,00 voor iedere dag dat zij in gebreke blijft de standplaats te ontruimen na de voornoemde ontruimingstermijn. Voorts zal de kantonrechter de gevorderde dwangsom maximeren tot € 8.500,00. De gevorderde machtiging indien [gedaagde01] weigerachtig blijft te voldoen aan dit vonnis de ontruiming met inschakeling van de sterke arm te laten bewerkstelligen zal ook worden toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.5. ’
[eiser01] vordert daarnaast een bedrag van € 675,65 aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter overweegt dat [eiser01] , op grond van de met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) samenhangende wettelijke bepalingen, in deze zaak moet aantonen dat zij een kosteloze aanmaning conform artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek heeft verzonden aan [gedaagde01] . Gelet op de bij dagvaarding overgelegde brief van 3 maart 2023 heeft zij aan dit vereiste voldaan. Het gevorderde bedrag aan vergoeding van de buitengerechtelijke kosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.6.1.
[gedaagde01] verzoekt tenslotte dat een toewijzend vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Zij legt hieraan ten grondslag dat [eiser01] haar vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad op geen enkele wijze heeft gemotiveerd en onderbouwd, zodat niet valt in te zien waarom een ingesteld hoger beroep de uitvoerbaarheid niet zou moeten schorsen. Bovendien dienen haar belangen te prevaleren boven de belangen van [eiser01] , nu het voor [gedaagde01] onmogelijk is om binnen een korte termijn de standplaats schoon te maken en te ontruimen. [eiser01] ziet geen andere reden dan het vonnis wel uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, nu de caravan verder zal verpauperen.
4.6.2.
De kantonrechter dient de belangen van partijen af te wegen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkrijgt zwaarder weegt dan het belang van de wederpartij bij behoud van de bestaande toestand tot op het rechtsmiddel is beslist. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat mogelijk ingrijpende gevolgen van de executie die moeilijk ongedaan gemaakt kunnen worden op zichzelf niet in de weg staan aan een uitvoerbaarverklaring bij voorraad maar (slechts) moeten worden meegewogen. De kantonrechter is van oordeel dat de belangen van [eiser01] zwaarder wegen dan die van [gedaagde01] , zodat de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.7.
[gedaagde01] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser01] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 107,32
- griffierecht € 514,00
- salaris gemachtigde € 660,00 (2 punten x € 330,00)
- nakosten
€ 132,00
Totaal € 1.413,32

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt met ingang van de dag na heden de standplaatsovereenkomst tussen partijen betreffende de standplaats met [nummer01] staande en gelegen op [eiser01]
[plaats 1] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om de standplaats binnen vier weken na de betekening van dit vonnis met al de zijnen en het zijne schoon te maken, te ontruimen en te verlaten, op straffe van dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde01] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 8.500,00,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 6.688,68 (inclusief buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 6.013,03 vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening,
5.4.
machtigt [eiser01] om met behulp van de sterke arm de tenuitvoerlegging van deze beslissing te bewerkstelligen, indien [gedaagde01] in gebreke blijft te voldoen aan het onder 5.2 van dit vonnis bepaalde,
5.5.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten van € 1.413,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [gedaagde01] ook de kosten van betekening betalen,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Karsten-Badal en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2023.