6.3Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stichten van een brand in een loods bij de woning van zijn adoptieouders. Gelukkig werd de brand snel opgemerkt en geblust, anders was de schade en het gevaar nog groter geweest. Door zo te handelen heeft verdachte gevoelens van angst en onveiligheid bij hen teweeg gebracht, maar ook bij de omstanders die de brand hebben gezien. Het feit heeft veel indruk gemaakt op de adoptieouders van verdachte, zo blijkt uit de verklaring van zijn adoptievader. Hierin verklaart hij dat zij zich zorgen maken om de veiligheid van henzelf, hun familie en de medewerkers van hun bedrijf, ook vanwege de eerder gedane dreigende uitlatingen door verdachte.
Verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat zijn handelen voortkwam uit onmacht en boosheid over zijn adoptie en de misstanden die daarbij volgens hem zijn begaan. Door deze onmacht en boosheid op deze manier te uiten heeft verdachte een gevaarlijke situatie gecreëerd. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op de rapportages van [psychiater] van 30 juni 2023 en klinisch [psycholoog] van 29 juni 2023. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een recidiverende depressieve stoornis, een stoornis in gebruik van alcohol en cannabis, beiden matig, en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizotypische, schizoïde-antisociale en borderline trekken. De psychiater komt tot de conclusie dat sprake is van een ander gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een (matige) stoornis in het gebruik van alcohol en cannabis.
Beide deskundigen concluderen dat deze stoornissen aanwezig waren ten tijde van het plegen van het feiten dat de persoonlijkheidsproblematiek, tegen de achtergrond van zijn adoptieverhaal en de gevoelens die dit bij verdachte oproept jegens zijn adoptieouders, de gedragingen van verdachte heeft beïnvloed ten tijde van het plegen van het feit. Er wordt daarom door de deskundigen geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en komt tot het oordeel dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan verdachte moet worden toegerekend.
De deskundigen concluderen dat het risico op recidive, waarbij zijn adoptieouders en wellicht ook derden het slachtoffer kunnen worden, bij een onbehandelde terugkeer in de maatschappij hoog is. Er zijn daarnaast zeer weinig beschermende factoren.
De deskundigen adviseren om tbs met verpleging van overheidswege aan verdachte op te leggen. Verdachte is door de jaren heen een consequente zorgmijder gebleken en zette zich af tegen om het even welke vorm van begeleiding of behandeling. Hij volhardde daarmee in een op zichzelf gerichte en geïsoleerde opstelling, die hem tot op de dag van vandaag in zijn functioneren kenmerkt. Er is een structurele en diepgaande aanpak van de problematiek van verdachte nodig. De psycholoog overweegt daarbij dat een langdurige klinische behandeling nodig is omdat verdachte er in het verleden geen blijk van heeft gegeven zich aan afspraken te willen houden en/of een diepergaand en gevoeld contact met enig behandelteam aan te gaan. Vanwege de persoonlijkheidspathologie had en heeft verdachte daar ook onvoldoende mogelijkheden toe, waardoor ambulante behandeling geen reële optie is (geweest). Een klinische omgeving waarin op langere termijn een behandelomgeving voor verdachte kan worden gecreëerd die hem in staat zal kunnen stellen om enig basaal vertrouwen in medemensen op te bouwen en vervolgens te leren positieve keuzes te maken in zijn leven, is nodig.
Omdat verdachte zich naar mening van de deskundigen in eerste instantie zeker niet zal conformeren aan zijn behandelomgeving en is gewend in zaken al deze zijn eigen plannen te trekken, kan dit alleen in een kliniek met een hoog veiligheidsniveau.
Beide deskundigen zijn van mening dat een behandeling binnen een voorwaardelijk strafdeel of binnen een tbs met voorwaarden niet mogelijk is, aangezien verdachte onvoldoende gemotiveerd is voor behandeling.
De reclassering heeft een aanvullend advies uitgebracht op 31 augustus 2023. Ook de reclassering schat het risico op recidive in als hoog. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt ook als hoog ingeschat. De reclassering adviseert om, bij een veroordeling tot tbs met verpleging van overheidswege, aan verdachte een gvm op te leggen, zodat gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden na de gemaximeerde tbs met verpleging van overheidswege. Dit gelet op het hoge recidiverisico en risico op letselschade, het ontbreken van stabiele factoren, de consequent zorgmijdende houding, de persoonlijkheidsproblematiek die gepaard gaat met hoge risico’s op delictgedrag en de twijfel rondom de intrinsieke motivatie van verdachte voor behandeling.
Tbs-maatregel
De rechtbank stelt vast dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van (een gemaximeerde) tbs. Bij verdachte bestonden ten tijde van het plegen van het feit ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens. Op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de maatregel.
Gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen, de problematiek van verdachte en het hoge risico op recidive van een ernstig strafbaar feit is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van de maatschappij alleen met de oplegging van tbs met verpleging van overheidswege voldoende kan worden gegarandeerd. Daarmee is er een stevig kader waarin verdachte een vertrouwensband met behandelaars kan opbouwen en langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden.
De rechtbank ziet geen ruimte voor het opleggen van een behandeling in een juridisch kader op grond van de Wvggz. Behandeling die wordt ingezet op grond van een rechterlijke machtiging, dient, gelet op haar aard, zo kort mogelijk te duren. Dit betekent dat verdachte na een korte behandeling uit de kliniek zal worden ontslagen en vervolgens ambulant wordt behandeld. Om dit te laten slagen is het van belang dat verdachte voldoende beschermende factoren in zijn omgeving heeft. Nu deze beschermende factoren geheel ontbreken, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om de kans op recidive te verlagen door middel van een behandeling op grond van de Wvggz. In de GGZ kan bovendien het benodigde beveiligingsniveau niet worden geboden.
Gelet op het hoge recidiverisico en de door de deskundigen beschreven zeer beperkte behandelmotivatie bij verdachte kan ook een tbs met voorwaarden de veiligheid van de maatschappij onvoldoende waarborgen. Hoewel de rechtbank tijdens de zitting van 19 september 2023 heeft gezien dat verdachte vooruitgang heeft geboekt en zijn gevoelens en gedachten inmiddels beter kan verwoorden dan eerder het geval was, is niet gebleken dat sprake is van een betrouwbare bereidheid tot medewerking aan therapeutische behandeling.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Anders dan door de verdediging is betoogd, eist de wet niet dat eerst een minder ingrijpende sanctie (straf of maatregel) moet worden opgelegd of een vrijwillig of minder ingrijpend behandeltraject moet worden gevolgd voordat (gemaximeerde) tbs met verpleging van overheidswege kan worden opgelegd. De rechtbank realiseert zich evenwel dat dit een zware maatregel is, maar het is naar haar oordeel ook de enige passende maatregel om de maatschappij in voldoende mate te kunnen beveiligen tegen verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel wordt opgelegd voor een misdrijf dat niet gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar niet te boven gaan.
Maatregel gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
Naast de maatregel van tbs met verpleging van overheidswege zal de rechtbank ook een gvm als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de tbs met verpleging van overheidswege onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. Wat betreft de noodzaak tot deze maatregel overweegt de rechtbank dat langdurige ondersteuning gelet op de problematiek van verdachte mogelijk nodig is, waardoor gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende voorwaarden na de tbs met verpleging van overheidswege mogelijk noodzakelijk zijn.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte naast de tbs met verpleging van overheidswege ook een straf moet worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en met het feit dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier gevorderde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.