Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging en computervredebreuk. De zaak werd behandeld in de zittingsplaats Breda, onder parketnummer 02/052596-22. De verdachte werd bijgestaan door raadsman mr. G.J. Woodrow. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, heeft de beschuldigingen toegelicht, terwijl de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], hun vorderingen hebben gepresenteerd.
De tenlastelegging omvatte het stalken van [slachtoffer 1] gedurende vier maanden, het stalken van [slachtoffer 2] gedurende vijf maanden, en computervredebreuk ten aanzien van [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan belaging. De rechtbank concludeerde dat het gedrag van de verdachte niet als wederrechtelijk kon worden gekwalificeerd, omdat er geen bewijs was dat [slachtoffer 1] geen contact meer wilde.
Met betrekking tot de beschuldiging van computervredebreuk oordeelde de rechtbank dat de verdachte met toestemming van zijn moeder achter haar computer had gezeten en dat er geen sprake was van wederrechtelijk binnendringen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij [slachtoffer 1] werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte begroot op nihil.