Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als chauffeur van een vrachtwagencombinatie betrokken was bij een verkeersongeval op de rotonde van de Couperuslaan te Etten-Leur. De verdachte verleende geen voorrang aan een fietser, die daardoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van één enkele verkeersfout, maar dat niet bewezen kon worden dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, wat leidde tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit van het veroorzaken van een verkeersongeval. Wel werd de verdachte schuldig verklaard voor het subsidiair tenlastegelegde feit van gevaar veroorzaken op de weg, omdat hij bij het verlaten van de rotonde geen voorrang verleende aan de fietser, wat een reële mogelijkheid van schade creëerde.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een geslaagd mediationtraject met het slachtoffer en haar ouders, en de impact van het ongeval op zijn leven. De officier van justitie had een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank besloot geen straf of maatregel op te leggen, gezien de omstandigheden van het geval en het blanco strafblad van de verdachte. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 5 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.