ECLI:NL:RBZWB:2023:6737

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
02-256047-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

Op 28 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte, geboren in 1988 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd in Middelburg, heeft op 7 oktober 2022 in [plaats01] het slachtoffer, [slachtoffer01], meermalen met een mes in de hals en nek gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, ondanks de verdediging die aanvoerde dat het handelen voortkwam uit een opwelling na een ruzie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voldoende tijd had om na te denken over zijn daad, wat blijkt uit zijn zoekgedrag op internet voorafgaand aan het steekincident. Het slachtoffer heeft ernstige en blijvende verwondingen opgelopen, waaronder een partiële dwarslaesie, en is afhankelijk van zorg door derden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer en zijn ouders, die ook affectieschade hebben geleden. De totale schadevergoeding bedraagt € 1.345.175,08, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/256047-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1988 te [geboorteplaats01] ( [land01] )
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd in Middelburg
raadsman mr. S.J. Nijssen, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. I. Klein, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarnaast heeft mr. F.J.M. Hamers, namens de benadeelde partijen [slachtoffer01] , [slachtoffer02] en [slachtoffer03] , het woord gevoerd en de vorderingen tot schadevergoeding nader toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord, dan wel aan een poging tot doodslag.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord. Uit de verklaring van verdachte en de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse kan worden afgeleid dat verdachte met een mes het slachtoffer heeft gestoken. Uit de verklaringen van het slachtoffer en diens vriendin blijkt niet dat hieraan een ruzie ten grondslag heeft gelegen. Er is ook niet sprake geweest van een gewelddadig treffen of hevige gemoedsopwelling die tot het incident te herleiden zijn. Uit onderzoek naar de telefoongegevens van verdachte blijkt dat hij op het internet, voor het steekincident, tal van zoektermen heeft gebruikt die duiden op het voornemen om iemand van het leven te beroven. Deze tijdspanne heeft verdachte gelegenheid gegeven om hierover na te denken, hetgeen hem vervolgens heeft doen besluiten om het slachtoffer te steken. Er is voor verdachte zelfs tijdens de uitvoering van het delict nog de mogelijkheid geweest om terug te komen op zijn voornemen, omdat er meermalen is gestoken. De conclusie is dat verdachte een poging heeft gedaan om, opzettelijk en met voorbedachten rade, het slachtoffer van het leven te beroven.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft niet met voorbedachten rade gehandeld. Er is door zowel het slachtoffer als door verdachte alcohol gedronken, waarna het slachtoffer hem heeft uitgescholden. Vervolgens is ruzie ontstaan en heeft het slachtoffer verdachte van de trap geduwd. Verdachte is hard gevallen en heeft daarna, in zijn drift, een mes gepakt en is terug naar boven gelopen. De besluitvorming om tot uitvoering van het delict over te gaan heeft tijdens een opwelling plaatsgevonden. De feiten en omstandigheden tezamen leveren een contra-indicatie op voor het aannemen van kalm beraad en rustig overleg. Verdachte dient van poging tot moord te worden vrijgesproken. Poging tot doodslag kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting komt de volgende gang van zaken naar voren.
Op 7 oktober 2022 om 01.30 uur heeft verdachte met 112 gebeld. Hij heeft in het Engels gezegd dat hij zijn vriend met een mes heeft gestoken en dat die vriend bijna dood is. Daarop begeven meerdere verbalisanten zich, op aanwijzing van verdachte, naar de [adres01] in [plaats01] . Bij aankomst op dit adres is verdachte in de deuropening verschenen. Hij heeft meteen tegenover de verbalisanten verklaard:
“I stabbed my friend. He is bleeding in his room”.In een slaapkamer van de woning wordt het slachtoffer op het bed aangetroffen in een grote plas bloed. Het slachtoffer ligt naakt in bed, is in dekens gewikkeld en heeft meerdere steekwonden in de hals en nek. In dezelfde slaapkamer wordt ook een bebloed keukenmes aangetroffen. Verdachte wordt aangehouden. Tijdens het transport naar het politiebureau heeft hij opnieuw gezegd:
“I stabbed my friend.”Verdachte heeft tijdens zijn verhoor andermaal verklaard dat hij het slachtoffer met het mes heeft geraakt. Hij heeft naar zijn zeggen, direct na het steekincident, de ambulance gebeld.
Het slachtoffer is naar het ziekenhuis overgebracht waarbij twaalf steekletsels zijn geconstateerd. Het slachtoffer heeft onder meer een partiële dwarslaesie opgelopen door een steekverwonding bij het ruggenmerg. Het zenuwstelsel is ernstig beschadigd. Daarnaast zijn de hersen- en halsslagader, de luchtpijp en de rechter stemband doorstoken. Voorts is de nek van het slachtoffer gebroken. De eerste 24 uur aan medische behandeling zijn cruciaal geweest. Het slachtoffer is machinaal in leven gehouden. Het slachtoffer heeft een partiële dwarslaesie, waardoor hij afhankelijk is geraakt van zorg door derden. Het letsel zal van blijvende aard zijn.
Het slachtoffer heeft bij de politie en rechter-commissaris verklaard dat hij geen idee heeft waarom hij door verdachte is aangevallen, terwijl hij lag te slapen. Er is namelijk geen ruzie of andere vorm van onenigheid aan de steekpartij voorafgegaan. De vriendin van het slachtoffer, [getuige01] , heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2022 om 23.34 uur met het slachtoffer via Facetime voor het laatst contact heeft gehad, waarna hij is gaan slapen. Volgens deze getuige zou het slachtoffer niet boos zijn geweest en is er niets afwijkends voorgevallen.
Na het steekincident is de telefoon van verdachte onderzocht door de politie. Uit de telefoondata blijkt dat verdachte op 7 oktober 2022, vanaf 00.55 uur, diverse websites heeft bezocht en diverse zoektermen heeft ingegeven. De teksten gaan onder andere over de rechten van een slachtoffer en verdachte in het Nederlandse strafrecht. Daarnaast worden de volgende teksten vertaald die op (afbeeldingen van) websites staan en/of als zoekterm zijn gebruikt:
- ”Denk er over om iemand te vermoorden.”;
- “Ik heb zin om mijn college te vermoorden, echter ik wil dat niet, maar het zal moeten”;- “Wat moet men doen als je iemand vermoord in Nederland”;
- “Is het zo dat ik in staat ben iemand te vermoorden kan ontstaan van…;
- “5 plekken waar het goed is om iemand te vermoorden.”
- “Wil je iemand vermoorden? Er zijn tien boeken, die zijn het meest geschikt zijn.”
Opzet
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer meermalen heeft gestoken. Het meldkamergesprek bij de politie, de onmiddellijk door verdachte gedane mededelingen tegenover de verbalisanten op de plaats delict en het eerste verhoor van verdachte bij de politie laten hierover geen misverstand bestaan. Het feit dat de raadsman erop heeft gewezen dat verdachte zich dit later niet meer goed kan herinneren, doet daar niet aan af.
Verdachte heeft het slachtoffer, dat in zijn bed lag, 12 keer met een mes gestoken in de hals en nek. Dat is naar de uiterlijke verschijningsvorm een doelgerichte actie. In de hals en nek bevinden zich vitale (slag)aders en zenuwbanen. De rechtbank stelt vast dat verdachte het opzet heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven.
Voorbedachte raad
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen
.
Het oordeel van de rechtbankOp basis van de hiervoor weergegeven en in Bijlage II aangehechte bewijsmiddelen staat vast dat het slachtoffer, op 6 oktober 2022 om 23.34 uur, met zijn vriendin voor het laatst contact heeft gehad en is gaan slapen. De omstandigheid dat verdachte naakt en in dekens gewikkeld in bed is aangetroffen, ondersteunt die conclusie. Daarnaast is een vaststaand gegeven dat verdachte, op 7 oktober 2022 om 01.30 uur, de meldkamer van 112 heeft gebeld. De hulpdiensten zijn direct na het steekincident gealarmeerd. Verdachte heeft verklaard dat hij meteen nadat hij slachtoffer had gestoken, 112 heeft gebeld. Uit de telefoondata van verdachte blijkt waar hij zich in de voorafgaande periode (dus vanaf 23.34 uur tot 01.30 uur) mee heeft beziggehouden. Hij heeft, in de 35 minuten voor het steekincident, op internet verschillende zoektermen gebruikt die betrekking hebben op het vermoorden van iemand. De zoektermen zijn volgens de rechtbank niet voor een andere uitleg vatbaar. Uit de tekst van de zoektermen kan ook worden afgeleid dat zij zijn ingevoerd voordat verdachte daadwerkelijk heeft gestoken. Uit deze zoektermen blijkt dat verdachte het voornemen had iemand te vermoorden en dat hij heeft nagedacht over de gevolgen van de voorgenomen daad.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte deze zoekopdrachten heeft ingevoerd. Het is de telefoon van verdachte. Hij is de enige die over deze telefoon heeft beschikt. Er is niemand anders in de woning geweest, buiten het slachtoffer en verdachte, die van de telefoon gebruikt heeft kunnen maken.. Gelet op deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, kan er geen misverstand over bestaan dat het verdachte zelf is geweest die de zoektermen heeft ingevoerd en daarmee op meerdere momenten heeft gezocht naar informatie over wat hij moet doen als hij iemand wil doden.
Bespreking van het verweer omtrent de contra-indicaties
Vanuit de verdediging is bepleit dat verdachte vanuit een opwelling is overgegaan tot het toebrengen van messteken aan het slachtoffer. Verdachte zou na een woordenwisseling, een ruzie en een handgemeen van de trap zijn geduwd door het slachtoffer. Verdachte had daardoor pijn en er was sprake van een doorlopende drift, wat kalm beraad en rustig overleg in de weg stond. Hiermee is sprake van een contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachte raad, aldus de raadsman.
Op de eerste plaats wordt de verklaring van verdachte onvoldoende ondersteund door (objectief) bewijs in het dossier. Hij heeft namelijk als enige hierover verklaard. Verdachte heeft weliswaar ter onderbouwing van zijn verklaring foto’s laten maken van oppervlakkig letsel aan zijn rug en arm, maar daarmee staat nog niet onomstotelijk vast dat het letsel past bij de door hem gegeven toedracht. Op de tweede plaats staat de verklaring van verdachte haaks op de verklaringen die door het slachtoffer en [getuige01] bij de politie zijn afgelegd. Zij hebben verklaard dat er geen sprake is geweest van een ruzie en evenmin dat er een schermutseling heeft plaatsgevonden. Het slachtoffer is bij de rechter-commissaris onder ede gehoord en is in zijn verklaring blijven volharden. Het slachtoffer heeft de aantijgingen die door verdachte zijn gedaan volledig ontkend. Bovendien heeft het slachtoffer verklaard dat hij al die tijd geslapen heeft. Deze stellingname wordt niet alleen ondersteund door de verklaring van zijn vriendin, maar ook doordat het slachtoffer door de verbalisanten naakt en ingestopt/toegedekt in bed is aangetroffen. Ten slotte, zelfs wanneer de rechtbank wel van de verklaring van verdachte zou uitgaan, kan daarmee het dataverkeer op zijn telefoon nog steeds niet verklaard worden. De ingevoerde zoektermen leveren juist eerder een contra-indicatie op voor het aannemen van een hevige gemoedsopwelling, gelet op de inhoud en strekking van de zoekopdrachten die door verdachte zijn ingevoerd, in combinatie met het tijdsbestek waarbinnen dat dataverkeer heeft plaatsgevonden.
Bij deze stand van zaken moet de vraag, of het handelen van verdachte is ingegeven en is beheerst door gevoelens van hevige emoties van waaruit het steekincident is voortgekomen, ontkennend worden beantwoord.
Het verweer van de verdediging slaagt niet.
Conclusie
De rechtbank concludeert op grond van deze feiten en omstandigheden dat verdachte voorafgaand aan zijn handelen voldoende tijd heeft gehad zich te beraden op het genomen of het te nemen besluit, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven. Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. De rechtbank acht voorts geen contra-indicaties aannemelijk geworden die het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en acht een poging tot moord bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 7 oktober 2022 te [plaats01] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven, die [slachtoffer01] meermalen met een mes in de hals en/of nek heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de strafoplegging gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Daarbij is aandacht gevraagd voor de proceshouding, de rapportages van de reclassering en de psycholoog, de tijd die in voorarrest is doorgebracht en de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 7 oktober 2022 in [plaats01] zich schuldig gemaakt aan een poging tot moord. Verdachte heeft het slachtoffer onverhoeds aangevallen en twaalf keer met een mes gestoken. Het mag een wonder heten dat het slachtoffer deze aanval heeft overleefd. In ons strafrechtstelsel wordt een moord of poging daartoe beschouwd als één van de meest ernstige misdrijven. Een dergelijk delict schokt de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme impact op het slachtoffer heeft gehad, hetgeen ook treffend onder woorden is gebracht in de slachtofferverklaring die ter zitting is voorgehouden. Het slachtoffer is grotendeels verlamd geraakt en zal blijvend invalide zijn. Hij is door alle beperkingen levenslang afhankelijk van de hulp van derden. Verdachte is noodgedwongen weer bij zijn ouders in Polen gaan wonen. Hij kan zijn werk niet meer uitvoeren en kan niet positief naar de toekomst kijken. De vraag waarom dit is gebeurd blijft hem ook bezig houden. Verdachte heeft met zijn gewetenloos handelen geen enkel respect getoond voor andermans leven. Dit neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk. Een poging tot moord is een zodanig ernstig strafbaar feit dat enkel een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is.
De rechtbank heeft gelet op de straffen die plegen te worden opgelegd in soortgelijke zaken. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie komt naar voren dat verdachte niet eerder voor een strafrechtelijk vergrijp is veroordeeld.
Uit het psychologisch onderzoek van 22 maart 2023 komt naar voren dat er bij verdachte sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol. Ondanks dat kan hetgeen verdachte wordt verweten hem volledig worden toegerekend. Het recidiverisico op korte termijn is laag tot matig maar op langere termijn verhoogd aanwezig. Er is sprake van voldoende intelligentie, een hechte band vanuit de jeugd, empathisch vermogen, werk, geen financiële problemen, een ondersteunend prosociaal netwerk en een positieve houding ten opzichte van de autoriteiten en beoogde levensdoelen. Het advies luidt om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij een klinische behandeling. Dit kan ook in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling plaatsvinden. De reclassering heeft in het rapport van 8 mei 2023 de visie van de psycholoog grotendeels onderschreven. Het advies houdt in om, binnen het kader van een voorwaardelijke straf of voorwaardelijke invrijheidsstelling, te voldoen aan een meldplicht, opname in een zorginstelling en oplegging van een contact- en locatieverbod ten opzichte van het slachtoffer.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde feit en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden is. De rechtbank veroordeelt verdachte dan ook tot een gevangenisstraf voor de duur van tien jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partijen

Het standpunt van het Openbaar MinisterieDe officier van justitie heeft betoogd dat de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer01] voor het materiële deel integraal dient te worden toegewezen en voor wat betreft het immateriële deel toewijzing tot een bedrag van € 150.000,-. In het overige deel van de vordering tot schadevergoeding is [slachtoffer01] niet-ontvankelijk. Het toegewezen deel dient te worden vermeerderd met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03] dienen in hun geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, omdat er in juridische zin geen sprake is van zeer ernstig en blijvend letsel bij het slachtoffer.
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer01] heeft de verdediging zich ten aanzien van het immateriële deel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Er is ten aanzien van het materiële deel primair verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Behandeling van de vordering betekent een onevenredige belasting van het strafproces. Voor de berekening en de omvang van schade kan geen aansluiting worden gezocht bij de Nederlandse richtlijnen, maar moet de Poolse levensstandaard worden betrokken. Ten aanzien van het materiële deel is subsidiair verzocht om tot een matiging van het toegewezen bedrag te komen, door elke materiële schadepost afzonderlijk kritisch te beoordelen. De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, omdat er in juridische zin geen sprake is van zeer ernstig en blijvend letsel bij het slachtoffer.
7.1
Benadeelde partij [slachtoffer01]
Algemene verweren
De rechtbank stelt voorop dat de behandeling van de vordering tot vergoeding van materiële schade geen onevenredige belasting oplevert van het strafgeding. De vordering is voorzien van een uitgebreide toelichting, 21 bijlagen en een rapport van het [expertisebureau01] om een deel van de gevorderde bedragen te onderbouwen. De verdediging heeft voldoende de gelegenheid gekregen om kennis te nemen van de vordering en/of zo nodig een contra-expertise te laten uitvoeren. Het enkele feit dat de vordering tot schadevergoeding om een hoog bedrag gaat, maakt dit niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat, nu het bewezenverklaarde handelen van verdachte in Nederland heeft plaatsgevonden, de benadeelde partij met betrekking tot de door hem gevorderde schade een beroep kan doen op de Nederlandse forfaitaire regelingen en rechtspraak. Het delict is in [plaats01] gepleegd, de benadeelde partij heeft daar ook verbleven en zijn bedrijfsactiviteiten in Nederland ontplooid. Het feit dat de benadeelde partij in april 2023 noodgedwongen naar Polen is overgebracht, alwaar een groot deel van de behandeling plaatsvindt, doet daar niet aan af. Het verweer op dit punt zal worden verworpen.
Voordat de rechtbank tot een beoordeling komt of, en zo ja voor welk bedrag, er schade is geleden zal per onderdeel een beoordeling moeten plaatsvinden.
Het verzoek tot vergoeding van materiële schadeZaakschadeDe verdediging heeft deze schadepost niet betwist. Er is sprake van onherstelbare schade aan het linnengoed door bloedverlies. De gevorderde bedragen ten aanzien van het beddengoed betreffen een vertegenwoordiging van de economische dagwaarde die de rechtbank niet onredelijk voorkomt. Het bedrag van € 185,- zal worden toegewezen.
Ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoedingDe rechtbank is van oordeel dat de verdediging deze schadepost terecht deels heeft betwist, nu voor de gehele periode de hogere forfaitaire bedragen van 2023 zijn gebruikt. De ziekenhuisopname heeft plaatsgevonden van 7 oktober 2022 tot en met 6 december 2022. De vergoeding die uit de Letselschaderichtlijn naar voren komt blijkt te zijn: 61 dagen x € 31,- = € 1891,-. De opname in het revalidatiecentrum heeft geduurd van 7 december 2022 tot en met 31 maart 2023. De vergoeding die uit de letselschaderichtlijn naar voren komt blijkt te zijn: (25 dagen x € 16,-) + (90 dagen x € 18,-) = € 2020,-. Er zal dan ook bedrag van € 1891,- en € 2020,- worden toegewezen. Er zal een bedrag van € 294,- worden afgewezen.
Medische kostenDe rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken en de toelichting ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij medische kosten heeft gemaakt. De kosten voor de ziekenopname, het ambulancevervoer, de revalidatiesessies, de therapieën, de huidige/toekomstige medicatie en behandeling zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt. Er is geen sprake van een onduidelijke vordering zoals door de verdediging is betoogd. De inhoud van de medische zorg die is verleend en de kosten die daarvoor zijn gemaakt, zijn concreet omschreven en ook vertaald. Dat geldt eveneens voor de toekomstige medische zorg. Het feit dat de situatie omtrent de zorgverzekering van de benadeelde partij niet is bijgevoegd, leidt niet tot een andere conclusie. De bedragen van € 714,58 en € 1480,68 en € 223,80 en € 297,65 en € 222,77 en € 1800,- en € 1200,- zullen worden toegewezen.
Medische hulpmiddelenDe verdediging heeft deze schadepost, voor wat betreft de huidige medische hulpmiddelen, niet betwist. De rechtbank heeft op basis van productie 16 kunnen nagaan dat de facturen voor deze hulpmiddelen door de benadeelde partij zijn betaald en hij van deze hulpmiddelen afhankelijk is. De vergoeding voor deze kosten zal dan ook worden toegewezen. De rechtbank acht ook de vergoeding voor toekomstig noodzakelijk geachte medische hulpmiddelen eveneens aangewezen. Het gevorderde bedrag komt redelijk voor. De bedragen van € 345,01 en € 1500,- zullen worden toegewezen.
Verlies aan verdienvermogenDe verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Deze post is onderbouwd met een berekening van het [expertisebureau01] . De uitgangspunten die aan de berekening ten grondslag liggen zijn opgesomd en gebaseerd op het minimale nadeel dat voor het slachtoffer zou zijn ontstaan. Daarbij is voldaan aan de vereisten van artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek dat als basis geldt voor een personenschadeberekening en in dat kader is voorbeeldjurisprudentie overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat er een concreet betrouwbare afspiegeling is gegeven voor het verlies aan verdienvermogen. De rechtbank zal dit onderdeel daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 612.684,-.
Huishoudelijke hulp
De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het is voor de rechtbank duidelijk dat de benadeelde partij zijn huishoudelijke taken niet zelfstandig kan uitvoeren, gelet op zijn blijvende beperkingen en belastbaarheid. Het [expertisebureau01] heeft een berekening toegepast en daarbij de Letselschaderichtlijn Huishoudelijke Hulp betrokken. Voorts is voorbeeldjurisprudentie overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en zal dit onderdeel daarom integraal toewijzen tot een bedrag van € 344.925,-.
ZelfwerkzaamheidDe rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het is voor de rechtbank duidelijk dat de situatie van de benadeelde partij het niet toelaat om zijn woning te onderhouden. Hij kan dit fysiek niet bolwerken. Het [expertisebureau01] heeft een berekening toegepast en daarbij de Letselschaderichtlijn Zelfwerkzaamheid betrokken. Voorts is voorbeeldjurisprudentie overlegd. De rechtbank is van oordeel dat deze schadepost voldoende is onderbouwd en zal dit onderdeel integraal toewijzen tot een bedrag van € 12.544,-.
Kosten [expertisebureau01]De verdediging heeft zich op dit punt gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de factuur bestudeerd die voor het opmaken van de schadeberekening is ingezonden. De kosten vallen onder artikel 6:96 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek en zijn redelijke kosten ter vaststelling van schade en komen daarmee voor vergoeding in aanmerking. Het bedrag van € 2117,50 zal dan ook worden toegewezen.
Mantelzorg
De rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. Het staat vast dat de benadeelde partij hulp nodig heeft bij zijn persoonlijke verzorging (zoals het douchen, het aankleden, een toiletbezoek en de begeleiding bij bezoeken buitenshuis). De benadeelde partij komt voor vergoeding van de hulp in aanmerking. Bij de begroting van deze vergoeding kan worden aangesloten bij de Letselschaderichtlijn Huishoudelijke Hulp. Bij de kosten van verzorging wordt uitgegaan van de bedragen die normaliter worden gemaakt voor het inhuren van professionele hulp, ook als dit door bekenden of familie wordt verricht
.De rechtbank acht een vergoeding voor een bedrag van € 11,- per uur, gedurende 28 uur per week, over een periode van tien jaar redelijk. Het subsidiair gevorderde bedrag van € 160.160,- zal daarom worden toegewezen.
Reiskosten en kosten bijwonen zittingDe rechtbank heeft reeds hiervoor, bij de bespreking van de algemene verweren, overwogen waarom zij aansluiting zal zoeken bij de Nederlandse maatstaven die uit de Nederlandse rechtspraak naar voren komen. De reiskosten naar het revalidatiecentrum, de zitting en de verblijfskosten zijn in voldoende mate aannemelijk gemaakt. De rechtbank sluit aan bij de Letselschaderichtlijn Kilometervergoeding die hiervoor geldt en het op de factuur vermelde bedrag. De kosten voor het bijwonen van de zitting zijn niet betwist. De bedragen van € 614,79 en € 249,30 zullen daarom worden toegewezen.
ConclusieDe rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.145.175,08 dat bestaat uit materiële schade. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het verzoek tot vergoeding van immateriële schade
Er is namens de benadeelde partij een vordering tot vergoeding van immateriële schade ingediend voor een bedrag van € 300.000,-. Uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding komt naar voren dat de benadeelde partij fors letsel heeft opgelopen. Hij heeft door het handelen van verdachte een incomplete dwarslaesie opgelopen. Hij kan zijn beide benen en armen niet dan wel niet volledig meer gebruiken. De linkerzijde van het lichaam is volledig verlamd en de rechterzijde gedeeltelijk. Bij de ziekenhuisopname is geconstateerd dat de halsslagader, de wervelslagader en slokdarm zijn doorstoken. Naast de dwarslaesie is sprake van een neuropatisch pijnprobleem. Bij opname in het revalidatiecentrum is er last van pijn in de onderrug, worden spasmen ervaren en is er sprake van incontinentie. De benadeelde partij heeft een blaaskatheter, last van droge hielen en slaapproblemen. Hij heeft voor elke verplaatsing een rolstoel nodig en is in het dagelijks leven volledig afhankelijk van de hulp en zorg door anderen. Hij zal blijvend invalide zijn en moet met zijn beperkingen leren omgaan.
De benadeelde partij heeft een therapie doorlopen in het ziekenhuis en revalidatiecentrum. Hij staat thans onder psychologische begeleiding en wordt behandeld voor angst- en paniekaanvallen. Er is sprake van een posttraumatisch stresssyndroom en de benadeelde partij heeft een suïcidepoging ondernomen. Hij zal nog een lang medisch hersteltraject moeten volgen en onder controle moeten blijven van de revalidatiearts. Het handelen van verdachte heeft een zeer negatieve weerslag gekend op de kwaliteit van het leven van de benadeelde partij. Hij ervaart zwaar verdriet, hevige pijn en zijn toekomstplannen zijn van de baan geschoven. Er zal een lang psychisch verwerkingsproces moeten plaatsvinden, waarvan het maar de vraag is welke positieve effecten dit voor de benadeelde partij heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank is namens de benadeelde partij voldoende met concrete gegevens onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Op basis van de overgelegde stukken kan dan ook worden vastgesteld dat, naar objectieve maatstaven, sprake is van aantoonbaar geestelijk letsel. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij, alsook de bedragen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 200.000,- billijk. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het verzoek tot vergoeding van nog nader te onderbouwen schade
Namens de benadeelde partij is een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 100.000,-. Dit betreft schade die nog niet gevorderd dan wel bekend is, maar betrekking heeft op toekomstige schade bij een eventueel hoger beroep.
deze schadepost is onvoldoende onderbouwd. De rechtbank acht de vordering voor dit deel ongegrond en zal het daarom afwijzen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende deel van het schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
7.2
De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03]
De gevorderde vergoeding
De benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer03] vorderen elk afzonderlijk € 15.000,- aan affectieschade. Zij zijn de ouders van het [slachtoffer01] . De vordering is voorzien van een verzoek tot schadevergoeding, een toelichting daarop, voorbeeldjurisprudentie en een artikel uit de Letselschadegids.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van artikel 6:107 en artikel 6:108 Burgerlijk Wetboek, artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding affectieschade vallen de ouders van het [slachtoffer01] onder het toepassingsbereik van personen die voor een vergoeding voor affectieschade in aanmerking komen. Er wordt geacht dat zij tot de beperkte kring behoren met wie het slachtoffer een zeer nauwe band heeft onderhouden. Voor een vergoeding van affectieschade is vereist dat er sprake is van ernstig en blijvend letsel. Naast de functiestoornis is ook de invloed van het letsel op het leven van de gekwetste en naaste(n) van belang.
De rechtbank beschouwt het letsel van het slachtoffer als ernstig letsel. Hij is in comateuze toestand in het ziekenhuis binnengebracht en had 12 steekwonden. Door het voorval heeft het slachtoffer een dwarslaesie, een doorstoken halslagader, wervelslagader, slokdarm en stemband. Er is een wervelkolomfractuur en er is sprake van neuropatische pijn. Het slachtoffer is halfzijdig verlamd geraakt en in een rolstoel terechtgekomen. Naast het lichamelijke leed en de fysieke beperkingen is er ook sprake van een groot psychisch trauma. Het letsel is van blijvende aard. Na een langdurig revalidatietraject is de situatie van het slachtoffer niet verbeterd. Hij kan zijn beide armen en benen nog altijd niet dan wel beperkt bewegen en zal zijn hele leven afhankelijk blijven van de hulp van derden. De kans dat hij veel vooruitgang zal boeken is klein, gelet op de tijd die inmiddels is verstreken. Een volledig herstel is irreëel. Het slachtoffer zal met zijn beperkingen moeten omgaan, die door invaliditeit veroorzaakt zijn.
De invloed van het voorgaande op het slachtoffer en zijn ouders is groot, zo blijkt uit de toelichting op de vordering. Het slachtoffer is van een onafhankelijk, bedrijvig en behulpzaam persoon volledig veranderd in een afhankelijk en beperkt mobiele man die intensieve hulp nodig heeft. Hij woont bij zijn ouders, van wie het leven is omgeslagen, gelet op de zorg die zij hem moeten bieden. Vanwege die zorg is ook het privéleven van de ouders van het slachtoffer verstoord. zij zijn hierdoor voor een lange periode (en wellicht voor de rest van hun leven) op ingrijpende wijze met de ingrijpende gevolgen van het misdrijf, voor zowel henzelf als voor hun zoon, dagelijks geconfronteerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat [slachtoffer02] en [slachtoffer03] voor een vergoeding van affectieschade in aanmerking komen. De rechtbank zal voor hen, elk afzonderlijk, overgaan tot integrale toewijzing voor een bedrag van € 15.000,-. Dit bedrag zal worden vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der algehele voldoening.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (een telefoon en computer) aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 45, 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

poging tot moord;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een telefoon van het merk Samsung
(kenmerk G2511586)
* een computer van het merk Asus
(kenmerk G2514859)
Benadeelde partij [slachtoffer01]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] een bedrag van € 1.345.175,08 waarvan € 1.145.175,08 aan materiële schade en € 200.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het resterende deel van de vordering, met betrekking tot vergoeding van immateriële schade (ter hoogte van € 100.000,-) niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel af;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer01] ter zake van het bewezenverklaarde feit € 1.345.175,08 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 365 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer02]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer02] tot een bedrag van € 15.000,- dat geheel bestaat uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer02] ter zake van het bewezenverklaarde feit € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 110 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer03]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer03] tot een bedrag van € 15.000,- dat geheel bestaat uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer03] ter zake van het bewezenverklaarde feit € 15.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 7 oktober 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 110 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 september 2023.
Mr. van der Linden, mr. Mullers en mr. Admiraal zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.