Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het primair en subsidiair ten laste gelegde feit.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel van acht Albanese personen naar Groot-Brittannië. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 januari 2023, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. I.H.C.M. van Dorst, heeft betoogd dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel, gebaseerd op bewijsmiddelen die aantonen dat de verdachte een boot heeft gehuurd en dat de Albanese personen op die boot aanwezig waren met het doel om naar Groot-Brittannië te worden gebracht.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de Albanese personen op de boot en dat er geen bewijs is dat hij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat er sprake was van een illegale overtocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de boot heeft gehuurd, maar dat er onvoldoende bewijs is dat hij betrokken was bij de mensensmokkel. De rechtbank concludeert dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 6 februari 2023 door de meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, in aanwezigheid van de griffier.