ECLI:NL:RBZWB:2023:672

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5035
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake kinderopvangtoeslag

In deze zaak heeft verzoeker, een individu uit [plaatsnaam], de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Verzoeker heeft de Belastingdienst op 7 februari 2022 in gebreke gesteld, omdat er geen beslissing was genomen op zijn verzoek van 22 december 2020. Na het indienen van een beroep op 27 oktober 2022, heeft de rechtbank het beroepschrift op 28 oktober 2022 ontvangen. De Belastingdienst heeft uiteindelijk op 16 november 2022 beslist op het verzoek van verzoeker, maar dit was na de wettelijke beslistermijn.

Verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de Belastingdienst te laat heeft beslist en dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 418,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers op 1 februari 2023 en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/5035

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft verweerder op 7 februari 2022 in gebreke gesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van 22 december 2020 om herbeoordeling van verzoekers situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
Vervolgens heeft verzoeker op 27 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder. De rechtbank heeft het beroepschrift op 28 oktober 2022 ontvangen.
In de besluiten van 16 november 2022 heeft verweerder alsnog beslist op het verzoek van 22 december 2020.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft hierop niet gereageerd.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker. Verweerder heeft namelijk pas op 16 november 2022 beslist op het verzoek van 22 december 2020. Dit is ruim na de wettelijke beslistermijn.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb vast. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 0,5).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 1 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.