ECLI:NL:RBZWB:2023:6717

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
02/323181-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie na overlijden verdachte in moord- en witwaszaak

Op 27 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van moord en witwassen. De verdachte, geboren in 1959, werd ervan verdacht haar partner te hebben vermoord door hem een toxische hoeveelheid pentobarbital toe te dienen en daarnaast een contant geldbedrag van 227.735 euro te hebben witgewassen. Tijdens de zittingen op 7 en 11 september 2023 hebben de officieren van justitie, mr. P.W.P. Emmen en mr. E.H. Smale, hun standpunten gepresenteerd. Op 25 september 2023 werd echter bekend dat de verdachte was overleden door zelfdoding. Dit leidde tot een verzoek van de officier van justitie om de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uit te spreken, gebaseerd op artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw van de verdachte steunde dit verzoek. De rechtbank heeft het onderzoek op 27 september 2023 gesloten en vastgesteld dat de verdachte was overleden. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uitgesproken en enkel beslist over het beslag. De rechtbank heeft het strafvorderlijk beslag opgeheven en bepaald dat het inbeslaggenomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan de rechthebbende. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. P. Kooijman, samen met mr. M.M. Veldhuizen en mr. S.W.M. Speekenbrink, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/323181-20
vonnis van de meervoudige kamer van 27 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. E.P. Vroegh, advocaat te ’s-Hertogenbosch.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 7 en 11 september 2023 waarbij de officieren van justitie, mr. P.W.P. Emmen en mr. E.H. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is voortgezet op 27 september 2023.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte haar partner [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft vermoord door hem een toxische hoeveelheid pentobarbital toe te dienen. Voorts wordt verdachte ervan verdacht zich schuldig te hebben gemaakt aan het witwassen van een contant geldbedrag van 227.735,- euro.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Standpunt officier van justitie
De officieren van justitie hebben ter zitting van 27 september 2023 aangevoerd dat zij afgelopen maandag, 25 september 2023, kennis hebben genomen van het overlijden van verdachte. Er is sprake geweest van zelfdoding. Gelet op artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht wordt gerekwireerd tot een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich aangesloten bij de niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie.
Beslissing rechtbank
De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gesloten op 27 september 2023. De rechtbank stelt op grond van het door de officier van justitie overgelegde proces-verbaal dat verdachte is overleden op [datum] 2023. Gelet hierop dient de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie te worden uitgesproken en zal enkel worden beslist op het beslag.

4.Beslag

De rechtbank heft het strafvorderlijk beslag op en beslist dat het inbeslaggenomen geldbedrag moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.

5.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officieren van justitie niet ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte;
- gelast de teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag aan de rechthebbende.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter, mr. M.M. Veldhuizen en mr. S.W.M. Speekenbrink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. de Haas, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 september 2023.