Op 26 september 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de burgemeester van de gemeente Breda. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van 24 augustus 2023, waarbij de nachtontheffing van haar horeca-inrichting werd ingetrokken met ingang van 1 september 2023. Op 29 augustus 2023 verzocht de verzoekster de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 1 september 2023 trok de verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening in, omdat de burgemeester op 30 augustus het bestreden besluit had ingetrokken. De verzoekster vroeg vervolgens om een veroordeling van de burgemeester in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft de burgemeester in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. De burgemeester heeft bij brief van 20 september 2023 meegedeeld akkoord te zijn met het betalen van de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. Hij oordeelde dat, wanneer een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de voorzieningenrechter het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval kwam de burgemeester met het besluit van 30 augustus 2023 tegemoet aan de verzoekster. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om de burgemeester in de proceskosten te veroordelen toegewezen. De proceskosten werden berekend op € 837,- voor de proceshandeling van de gemachtigde van de verzoekster, plus het griffierecht van € 365,-. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan de verzoekster. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.