ECLI:NL:RBZWB:2023:6703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5966
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die voorheen als productiemedewerker werkte, had zich op 12 juli 2017 ziekgemeld en werd na een wachttijd van 104 weken per 10 juli 2019 100% arbeidsongeschikt geacht. Het UWV heeft echter op 9 augustus 2022 besloten om de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, namelijk 23,73%. Eiser ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn beslissing.

De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld zonder zitting, met toestemming van partijen. Eiser was het niet eens met de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV en voerde aan dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser 23,73% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts B&B had de medische belastbaarheid van eiser overtuigend gemotiveerd en de rechtbank vond geen aanleiding om aan deze beoordeling te twijfelen.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten om de WIA-uitkering per 9 augustus 2022 te beëindigen. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, wat betekent dat hij de proceskosten en het griffierecht niet vergoed kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND–WEST-BRABANT
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5966

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I.A.C. Cools),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. I.P.H.M. van Lieshout).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 9 augustus 2022 beëindigd omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 23,73%.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 11 november 2022.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiser heeft voor het laatst gewerkt als productiemedewerker voor 39,62 uur per week. Op 12 juli 2017 heeft eiser zich ziekgemeld vanwege gezondheidsklachten. Na een wachttijd van 104 weken werd eiser per 10 juli 2019 100% arbeidsongeschikt geacht.
2. De ex-werkgever van eiser heeft een aanvraag voor een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser ingediend. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiser 23,73% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 9 augustus 2022 te beëindigen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 9 november 2022. De medische belastbaarheid van eiser is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 november 2022.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 10 november 2022
.

Wat vindt eiser

6. Eiser is het niet eens met het UWV. Hij verzoekt om hetgeen in de bezwaarfase is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen. Eiser kan zich niet verenigen met zowel de medische als de arbeidsdeskundige beoordeling. Hij is van mening dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen als gevolg van de medische aandoeningen.
7. Eiser is van mening dat de geselecteerde functies niet passend kunnen worden geacht.

Wat vindt de rechtbank

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht.
9. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser 23,73% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Voor zover eiser in zijn beroepschrift verwijst naar dat wat hij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiser is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom hij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiser zal dus moeten aanvoeren waarom hij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiser op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd.
12. De verzekeringsarts B&B stelt dat de beperkingen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid van eiser goed passend zijn bij de aard van eisers aandoening. Voor de extra fysieke beperkingen die eiser claimt is er volgens de verzekeringsarts B&B geen grond aanwezig op basis van de voorliggende uitgebreide medische informatie. Wel voegt de verzekeringsarts B&B beperkingen toe ten aanzien van de psychische belastbaarheid. Eiser is gezien de medicatie beperkt ten aanzien van werk op hoogte en werk met gevaarlijke machines waar hij in kan vallen met risico op ernstig letsel. Ook heeft eiser een verminderde mentale flexibiliteit waardoor hij beperkt is ten aanzien van zich flexibel aanpassen aan sterk wisselende mogelijkheden en omstandigheden. Verder kan eiser gezien zijn stemmingsproblematiek en paniekklachten geen leiding geven en kan hij niet werken met hulpbehoevende of frequente intensieve klantencontacten. Daarnaast heeft de verzekeringsarts B&B in de FML toegevoegd dat eiser niet in staat is om meer dan 8 uur per dag en 40 uur per week arbeid te verrichten en kan hij niet werken in de late avond opdat er voldoende recuperatietijd zal zijn. De rechtbank kan dit volgen.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts B&B voldoende heeft gemotiveerd waarom er niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Omdat eiser het standpunt niet met medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiser zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiser in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
15. Eiser heeft zijn stelling dat de geselecteerde functies niet passend zijn niet onderbouwd. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiser zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd dan ook geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.

Conclusie en gevolgen

16. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering te beëindigen per 9 augustus 2022 omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 23,73%.
17. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.