Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
Wat ging aan deze procedure vooraf
Wat vindt het UWV
.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering door het UWV. Eiser, die voorheen als productiemedewerker werkte, had zich op 12 juli 2017 ziekgemeld en werd na een wachttijd van 104 weken per 10 juli 2019 100% arbeidsongeschikt geacht. Het UWV heeft echter op 9 augustus 2022 besloten om de WIA-uitkering van eiser te beëindigen, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, namelijk 23,73%. Eiser ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV handhaafde zijn beslissing.
De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld zonder zitting, met toestemming van partijen. Eiser was het niet eens met de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV en voerde aan dat er meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiser 23,73% arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts B&B had de medische belastbaarheid van eiser overtuigend gemotiveerd en de rechtbank vond geen aanleiding om aan deze beoordeling te twijfelen.
De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had besloten om de WIA-uitkering per 9 augustus 2022 te beëindigen. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, wat betekent dat hij de proceskosten en het griffierecht niet vergoed kreeg. De uitspraak werd gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.G.M. Koning, griffier.