ECLI:NL:RBZWB:2023:6656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
02-032288-22 en 02-301665-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep of gewoonte maken van online handelsfraude met bedreiging

Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van online handelsfraude en bedreiging. De verdachte, geboren in 2002, werd ervan beschuldigd een beroep of gewoonte te maken van het plegen van online handelsfraude door goederen aan te bieden op verschillende internetplatformen, waaronder Marktplaats en Facebook, zonder deze daadwerkelijk te leveren. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het bedreigen van een aangeefster met de dood. Tijdens de zitting op 12 september 2023 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij de bewijsmiddelen, waaronder aangiftes en getuigenverklaringen, doorslaggevend waren. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 240 uren op, met vervangende hechtenis van 120 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden. Tevens werden schadevergoedingen aan benadeelde partijen toegewezen, en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/032288-22 en 02/301665-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 2002 te [geboorteplaats01]
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] , [adres01]
raadsman mr. M.R.J. Schönfeld, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. J.J. Peerboom, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ook is de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het plegen van online handelsfraude;
[aangeefster01] (hierna: aangeefster) heeft bedreigd met de dood dan wel met zware mishandeling.
Ad-informandum gevoegde strafbare feiten:
De officier van justitie heeft met instemming van de verdediging en de rechtbank mondeling ter zitting in totaal 49 strafbare feiten ter zake van online handelsfraude als ad-informandum aan de dagvaarding onder parketnummer 02/032288-22 toegevoegd. Een overzicht is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
feit 1
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
feit 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 2, gelet op de verklaringen van aangeefster en de getuigenverklaringen van [getuige01] (hierna: [getuige01] ) en [getuige02] (hierna: [getuige02] ).
4.2
Het standpunt van de verdediging
feit 1
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van feit 1, gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van feit 2 wegens gebrek aan bewijs. Verdachte ontkent dat zij de ten laste gelegde uitlating jegens aangeefster heeft gedaan. Verdachte en aangeefster scholden elkaar alleen uit op grond van hun uiterlijk, maar van een bedreiging is nooit sprake geweest. De getuigenverklaring van [getuige01] kan niet als steunbewijs dienen, omdat zij enkel heeft verklaard over haar kennis van de bedreiging via aangeefster. Voorts kan niet worden vastgesteld of en in hoeverre de getuigenverklaring van [getuige02] als betrouwbaar kan worden beschouwd, nu zij een collega van aangeefster is. Bovendien past de snijdende beweging langs de keel die verdachte volgens [getuige02] zou hebben gemaakt niet bij de uitlating die verdachte wel jegens aangeefster heeft gedaan.
Verdachte bekent de 49 ad informandum gevoegde feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1
Gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1.
feit 2
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen zoals weergegeven in bijlage II wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster heeft bedreigd met de dood door haar dreigend de woorden toe te voegen “ik steek je neer, denk maar niet dat ik klaar met je ben, ik steek een mes tussen je ribben”. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. [getuige02] heeft gezien en gehoord dat verdachte op een agressieve toon in de richting van aangeefster aan het schreeuwen was en [getuige01] heeft bevestigd dat haar dochter haar daarna heeft gebeld. Verdachte heeft ter zitting weliswaar ontkend dat zij die uitlating jegens aangeefster heeft geuit, maar tijdens het politieverhoor heeft zij verklaard dat zij zo boos was dat ze aangeefster bedreigd had en dat zij de ten laste gelegde woorden uit boosheid tegen haar gezegd zou kunnen hebben. Gelet hierop en in combinatie met de omstandigheid dat aangeefster vaker door verdachte zou zijn bedreigd, is de rechtbank van oordeel dat in het algemeen bij haar de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar dreigementen zou waarmaken en dat verdachte zich daarvan bewust moet zijn geweest. Aangeefster heeft niet verklaard dat verdachte tegen haar zou hebben gezegd “lange kop, ik maak je kapot”, zodat verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging wordt vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen in de periode van 22 augustus 2020 tot en met 22 juli 2021 te Breda een beroep of gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen, met telkens het oogmerk om zonder volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren door onder andere,
- op 22 augustus 2020 op/via de (internet)site “www.marktplaats.nl” een nagellak set aan te bieden waarna door [benadeelde01] € 24,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer01] (via een Tikkie ), teneinde die nagellak set te kopen en (p. 174 in het dossier)
- op 12 november 2020 op/via (internet)site “www.marktplaats.nl” een multitool/zakmes (merk: Leatherman wave +) aan te bieden waarna door [benadeelde02] € 44,95,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer02] (via een betaalverzoek), teneinde die multitool/zakmes te kopen en (p. 11 in het dossier)
- op 16 januari 2021 op/via (internet)site “www.marktplaats.nl” een Nintendo Spel (Mario Maker 2) aan te bieden waarna door [benadeelde03] € 34,95,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer03] (via een Tikkie), teneinde dat Nintendo Spel te kopen en (p. 20 in het dossier)
- op 30 januari 2021 op/via (internet)site “www.facebook.nl” een set Nintendo Switch Controllers aan te bieden waarna door [benadeelde04] € 31,95,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer04] (via een Tikkie en/of betaalverzoek), teneinde die Nintendo Switch Controllers te kopen en (p. 28 in het dossier)
- op 27 januari 2021 op/via (internet)site “www.facebook.nl” een zwarte (bluetooth) speaker (merk: JBL) aan te bieden waarna door [benadeelde05] € 35,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer05] (via een Tikkie en/of betaalverzoek), teneinde die zwarte JBL speaker te kopen en (p. 180 in het dossier)
- op 17 april 2021 op/via (internet)site “www.facebook.nl” een JBL Boombox speaker aan te bieden waarna door [benadeelde06] € 70,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer06] (via een Tikkie en/of betaalverzoek), teneinde die JBL Boombox speaker te kopen en (p. 216 in het dossier)
- op 27 juni 2021 op/via (internet)site “www.Tweedehans.nl” kleding aan te bieden waarna door [benadeelde07] € 15,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer07] (via een Tikkie), teneinde die kleding te kopen en (p. 228 in het dossier)
- 17 januari 2021 op/via (internet)site “www.NextDoor.nl” verschillende boeken (De Grijze Jager) aan te bieden waarna door [benadeelde08] € 18,95,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer03] (via een Tikkie), teneinde die boeken te kopen en (p. 245 in het dossier)
- 7 februari 2021 op/via (internet)site “www.facebook.nl” een of meerdere Nintendo Switch Spellen aan te bieden waarna door [benadeelde09] € 100,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer04] (via een Tikkie en/of betaalverzoek), teneinde die Nintendo Switch Spellen te kopen en (p. 120 in het dossier)
- 22 juli 2021 op/via (internet)site “www.facebook.nl” een opblaasbaar sup-board aan te bieden waarna door [benadeelde10] € 106,95,- werd overgemaakt op het door haar, verdachte, aangegeven rekeningnummer [iban_nummer07] (via een betaalverzoek), teneinde het sup-board te kopen; (p. 238 in het dossier)
2.
op 17 februari 2021 te Breda [aangeefster01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [aangeefster01] dreigend de woorden toe te voegen “Ik steek je neer, denk maar niet dat ik klaar met je ben, ik steek een mes tussen je ribben”.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte ter zake van de bewezen verklaarde feiten, alsmede de ad informandum gevoegde feiten, wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat zij de eis van de officier van justitie allerzins redelijk acht, maar verzoekt vanwege de ouderdom van de zaak te volstaan met een proeftijd van één jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een beroep of gewoonte gemaakt van online handelsfraude door op verschillende internetplatformen, waaronder Marktplaats en Facebook, goederen te koop aan te bieden, die zij - na ontvangst van de betaling door de slachtoffers - niet leverde. Verdachte heeft kennelijk enkel met het oog op persoonlijk gewin gehandeld en heeft door haar handelen misbruik gemaakt van het door de slachtoffers in haar gestelde vertrouwen. Door de handelswijze van verdachte is een groot aantal slachtoffers financieel benadeeld. Daarnaast wordt door dit soort feiten ook het algemene vertrouwen, dat het publiek in online handel heeft, aangetast. Verder heeft verdachte [aangeefster01] bedreigd met de dood.
De rechtbank heeft bij de strafbepaling ook rekening gehouden met de door verdachte bekende, ad informandum gevoegde feiten, zoals opgenomen in het overzicht dat als bijlage aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 25 juli 2023. De rechtbank leidt hieruit onder meer af dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor een bedreiging, zodat ten aanzien hiervan sprake is van recidive. Zij is niet eerder veroordeeld voor online handelsfraude. Voorts leidt de rechtbank uit het strafblad af dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Bij de strafoplegging zal hiermee rekening worden gehouden.
De rechtbank acht de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals veelal
in soortgelijke zaken wordt opgelegd, niet passend. Hierbij weegt de rechtbank onder meer mee dat verdachte bij het plegen van de online handelsfraude weinig geraffineerd te werk is gegaan. Zo heeft verdachte in een aantal gevallen een foto van haar eigen identiteitsbewijs aan de slachtoffers toegestuurd en ook videogesprekken met hen gevoerd. Kennelijk heeft zij haar identiteit dus niet willen verbergen. Daarnaast is ter zitting gebleken dat verdachte (onder begeleiding) aan haar toekomst aan het werken is en dat zij spijt heeft van haar daden. Deze omstandigheden zullen in strafverlagende zin worden meegewogen.
Alles afwegende acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een taakstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet of niet naar behoren wordt verricht, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden als stok achter
de deur. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van 2 jaar verbinden en ziet geen reden om de proeftijd te verkorten, zoals door de verdediging is verzocht.

7.De benadeelde partij

Feit 1
Voor feit 1, de online handelsfraude, vorderen de benadeelde partijen [benadeelde03] en [benadeelde04] een schadevergoeding van respectievelijk € 34,95 en € 31,95 aan materiële schade.
De rechtbank heeft hiervoor al overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder feit 1 genoemde oplichtingen heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat zij verplicht is hun schade te vergoeden. De rechtbank is voorts van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd en dat hun schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu ook geen verweer is gevoerd tegen toewijzing van de gevorderde materiële schade, zal de rechtbank voormelde vorderingen toewijzen.
Ad-informandum gevoegde oplichtingen
Ook de volgende benadeelde partijen hebben een schadevergoeding ingediend:
- [benadeelde11] een bedrag van € 45,00 aan materiële schade;
- [benadeelde12] een bedrag van € 45,00 aan materiële schade;
- [benadeelde13] , zonder een bedrag te hebben begroot;
- [benadeelde14] een bedrag van € 104,95 aan materiële schade;
- [benadeelde15] een bedrag van € 24,95 aan materiële schade;
- [benadeelde16] een bedrag van € 24,10 aan materiële schade;
- [benadeelde17] een bedrag van € 25,00 aan materiële schade;
- [benadeelde18] een bedrag van € 34,00 aan materiële schade;
- [benadeelde19] een bedrag van € 100,00, bestaande uit € 50,00 aan materiële schade en € 50,00 aan immateriële schade.
Naast schade veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit, komt op grond van artikel 361, tweede lid, onder b Sv ook schade voor vergoeding in aanmerking die rechtstreeks is veroorzaakt door strafbare feiten, die ad informandum zijn gevoegd en door de verdachte zijn bekend
Aangezien het in de tenlastelegging opgenomen feit bewezen is verklaard en
de ad-informandum gevoegde oplichtingen door verdachte zijn bekend, betekent dit dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de hierboven genoemde benadeelde partijen en zij verplicht is hun schade te vergoeden. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de door de benadeelde partijen gevorderde materiële schade voldoende is onderbouwd. De rechtbank passeert derhalve het verweer van de verdediging en zal de vorderingen van de benadeelde partijen ter zake van materiële schade toewijzen.
De benadeelde partij [benadeelde13] heeft weliswaar de door hem geleden materiële schade niet begroot, maar nu uit zijn aangifte en het daarbij gevoegde bankafschrift blijkt dat er € 45,00 aan verdachte is betaald, zal de rechtbank een bedrag van € 45,00 aan vergoeding toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde19] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade van € 50,00. Niet onderbouwd is welke psychische schade [benadeelde19] zou hebben geleden en daarnaast is ook het causaal verband tussen die schade en het handelen van verdachte onvoldoende onderbouwd.
Wettelijke rente
Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over de afzonderlijke schade- bedragen vanaf het tijdstip waarop de afzonderlijke feiten zijn gepleegd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van de toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie vordert dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 5 maart 2021, ten uitvoer wordt gelegd door deze te vervangen door een daarvoor in de plaats komende taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. Nu het grootste gedeelte van de in de tenlastelegging weergegeven gedragingen onder feit 1 door verdachte is gepleegd buiten de proeftijd, acht de rechtbank toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van 2 weken gevangenisstraf niet opportuun. De vordering wordt derhalve afgewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 326e en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd
werk verkopen van goederen tegen betaling met het oogmerk om zonder
volledige levering zich van de betaling van die goederen te verzekeren;
feit 2:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat
deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling van de materiële schade aan de volgende benadeelde partijen:
*
[benadeelde03] van € 34,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde04] van € 31,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde11] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde12] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde13] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde14] van € 104,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde15] van € 24,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde16] van € 24,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde17] van € 25,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde18] van € 34,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
*
[benadeelde19] van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, en verklaart [benadeelde19] voor het overige gedeelte niet-ontvankelijk in zijn vordering;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de volgende benadeelde partijen te betalen:
*
[benadeelde03] van € 34,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde04] van € 31,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde11] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf
30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde12] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde13] van € 45,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde14] van € 104,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
2
dagen gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde15] van € 24,95, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde16] van € 24,10, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 8 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde17] van € 25,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde18] van € 34,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 12 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1
dag gijzelingkan worden toegepast;
*
[benadeelde19] van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij niet betaling
1 dag gijzelingkan worden toegepast;
- met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hofman, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 september 2023.
Mr. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.