ECLI:NL:RBZWB:2023:6655

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
02-278972-22, 02-065483-23 en 02-073357-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging, ontoerekeningsvatbaar, ontslag van alle rechtsvervolging, gemaximeerde tbs met dwangverpleging

Op 26 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in drie strafzaken tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van haar dochters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1965, gedurende een lange periode stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van haar dochters, [slachtoffer01] en [slachtoffer02]. De tenlastelegging omvatte onder andere het herhaaldelijk bellen van het alarmnummer zonder noodzaak en het versturen van bedreigende berichten naar de werkgever en collega's van [slachtoffer01]. De verdachte is tijdens de zitting op 12 september 2023 gehoord, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar is, gebaseerd op rapportages van gedragsdeskundigen die een ernstige psychotische stoornis hebben vastgesteld. Hierdoor is de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en is de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging van overheidswege opgelegd. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer01], ter hoogte van € 7.142,57, inclusief materiële en immateriële schade. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de tbs-maatregel voldoende is om de verdachte te behandelen en de maatschappij te beschermen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/278972-22, 02/065483-23 en 02/073357-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 26 september 2023
in de strafzaken tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1965 te [geboorteplaats01]
wonende te ( [postcode01] ) [plaats01] , [adres01]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Nieuwersluis
raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

Ter zitting van 12 september 2023 zijn de zaken onder bovenvermelde parketnummers op grond van artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gevoegd.
De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ook is ter zitting de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging in de zaak met parketnummer 02/065483-23 is overeenkomstig artikel 314a Sv aangepast. De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
02/278972-22
in de periode van 25 november 2020 tot en met 21 oktober 2021 haar dochter [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) heeft belaagd;
in de periode van 13 oktober 2021 tot en met 12 februari 2022 meerdere malen het alarmnummer heeft gebeld zonder dat daartoe de noodzaak aanwezig was;
02/065483-23
in de periode van 1 december 2021 tot en met 4 februari 2023 haar dochter [slachtoffer01] heeft belaagd;
in de periode van 13 januari 2022 tot en met 3 augustus 2022 haar dochter [slachtoffer02] (hierna: [slachtoffer02] ) heeft belaagd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/278972-22
feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer01] , gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
De officier van justitie vordert vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 wegens gebrek aan bewijs.
02/065483-23
feiten 1 en 2
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer01] en de onder feit 2 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer02] , gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/278972-22
feiten 1 en 2
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de onder feit 1 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer01] , gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 wegens gebrek aan bewijs.
02/065483-23
feiten 1 en 2
De verdediging stelt dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van de onder feit
1 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer01] en de onder feit 2 ten laste gelegde belaging van [slachtoffer02] , gelet op onder meer de bekennende verklaring van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/278972-22
feit 1
Gelet op de aangifte van [slachtoffer01] , het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de door verdachte ingesproken voicemailberichten en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen onder feit 1.
De lange periode waarin de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd, de inhoud van de voicemailberichten en het feit dat verdachte zelfs via de werkgever van [slachtoffer01] contact met haar heeft gezocht, maken dat sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer01] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen (contact opnemen) en te dulden (het aanvaarden van contact). Hieraan draagt ook bij dat het gedrag van verdachte wordt gekenmerkt door een hoge mate van hardnekkigheid en indringendheid, waardoor de rechtbank het als obsessief aanmerkt. Verder speelt een rol dat verdachte voorafgaand aan dit feit al eens is veroordeeld wegens stalking van haar dochter, waaronder [slachtoffer01] en dat er (deels) ten tijde van deze belaging een contactverbod van kracht was. Voorts is gebleken dat door de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van [slachtoffer01] is beïnvloed en dat zij hiervan veel last heeft ondervonden. Door het gedrag van verdachte staat [slachtoffer01] altijd op scherp en ervaart ze veel stress. Haar leven wordt erg beïnvloed door het gedrag van verdachte. Derhalve kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als belaging in de zin van de wet.
feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat niet wettig
en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 2. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
02/065483-23
feit 1
Gelet op de aangifte van [slachtoffer01] , de processen-verbaal van bevindingen ten aanzien van de door verdachte verstuurde (WhatsApp)berichten, mails en ingesproken voicemailberichten, alsmede de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen onder feit 1.
De lange periode waarin de ten laste gelegde feiten werden gepleegd, de inhoud van de (WhatsApp)berichten, voicemailberichten en mails en het feit dat verdachte daarbij ook de werkgever en collega’s van [slachtoffer01] heeft benaderd, waarbij zij ook dreigende en leugenachtige boodschappen over [slachtoffer01] naar hen heeft gestuurd, maakt dat sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer01] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen (contact opnemen) en te dulden (het aanvaarden van contact). Hieraan draagt ook bij dat het gedrag van verdachte wordt gekenmerkt door een hoge mate van hardnekkigheid en indringendheid, waardoor de rechtbank het als obsessief aanmerkt. Daarnaast is gebleken dat door de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van [slachtoffer01] is beïnvloed en dat zij hiervan veel last heeft ondervonden. Voor haar gevoel heeft [slachtoffer01] in de 28 jaar dat zij leeft, nog nooit mogen leven en is ze slechts aan het overleven. Derhalve kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als belaging in de zin van de wet.
feit 2
Gelet op de aangifte van [slachtoffer02] met bijlage en de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen onder feit 2.
Gelet op de frequentie, de indringendheid en obsessieve manier waarop verdachte met [slachtoffer02] in contact probeerde te komen, is sprake van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer02] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen (contact opnemen) en te dulden (het aanvaarden van contact). Ook ten aanzien van [slachtoffer02] geldt dat verdachte eerder al wegens stalking van haar was veroordeeld en er voorafgaand aan onderhavig feit een contactverbod voor verdachte gold. Voorts is gebleken dat door de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van [slachtoffer02] is beïnvloed en dat zij hiervan veel last heeft ondervonden. [slachtoffer02] heeft voor haar gevoel nooit een ontspannen leven kunnen leiden en ze is vanaf kinds af aan in een overlevingsmechanisme overgegaan, waardoor zij nu last ervaart. Derhalve kunnen de gedragingen van verdachte worden gekwalificeerd als belaging in de zin van de wet.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/278972-22
1.
in de periode van 25 november 2020 tot en met 21 oktober 2021 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van haar dochter, mevrouw [slachtoffer01] , door meerdere (te weten 13) berichten op de voicemail van de werkgever van [slachtoffer01] (genaamd [stichting01] ) in te spreken met hierin onder andere de tekst
- “dit is geen missie, dit is een scheiding die ik heb laten regelen tegen een man ofwel de vader van [slachtoffer01] die graag mensen wurgt als hij een woede aanval heeft. Met zijn zieke borsten zus [naam01] . Iets is er bij jullie niet helemaal in orde dat jullie met zulke mensen, moorden, moorden, moorden, en nog eens moorden in dat Tilburg. Ik wens u succes en ik hoop dat u uw verstand gebruikt om mij voor 1 december 2020 in gesprek te brengen met mijn dochter [slachtoffer01] en mijn dochter [slachtoffer02] ”, en
- “ik zal blij zijn als ik uit deze rare, moordende rotgemeente ben, want [slachtoffer01] heb ik nog nooit gesproken. Daar ben ik hiervoor komen wonen, voor mijn dochter waar ik heel veel om geef, die 26 jaar oud is, [slachtoffer01] , die uit [geboortedatum02] ”, en
-“of wat doen jullie precies en wat doet [slachtoffer01] precies, dat zou ik ook wel eens willen weten”,
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen
ente dulden;
02/065483-23
1.
op tijdstippen in de periode van 22 mei 2022 tot en met 04 februari 2023 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van (haar dochter) [slachtoffer01] , door
- meermalen telefonisch contact te zoeken en trachten te zoeken met die [slachtoffer01] en
- veelvuldig/meermalen op het telefoonnummer van het werk middels WhatsApp berichten te sturen naar die [slachtoffer01] en
- meermalen een e-mail te sturen naar de werkmail van die [slachtoffer01] en
- meermalen contact te zoeken/trachten te zoeken met die [slachtoffer01] en
- meermalen telefonisch contact te zoeken met de werkgever en collega’s van die [slachtoffer01] en
- meermalen aan de werkgever en collega’s van die [slachtoffer01] (telefonisch en per bericht) onwaarheden/leugens te vertellen/door te geven over die [slachtoffer01] en
- meermalen e-mail berichten te sturen naar de werkgever en collega’s van die [slachtoffer01] en
- meermalen de werkgever en collega’s van die [slachtoffer01] dreigende/intimiderende
berichten te sturen en
- veelvuldig/meermalen de voicemail in te spreken van die [slachtoffer01] en
- veelvuldig/meermalen de voicemail in te spreken van de werkgever en collega’s van die [slachtoffer01] ,
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen
ente dulden;
2.
op tijdstippen in de periode van 13 januari 2022 tot en met 03 augustus 2022 te Tilburg, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van haar dochter [slachtoffer02] , door meerdere (te weten 18) berichten via Facebook te sturen naar die voornoemde [slachtoffer02] , met het oogmerk die [slachtoffer02] , te dwingen iets te doen
ente dulden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
5.2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor de bewezenverklaarde feiten en haar te ontslaan van alle rechtsvervolging. De officier van justitie verwijst hierbij naar de rapportages van [psychiater01] van 14 augustus 2023 en van [gz-psycholoog01] van 12 september 2023.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de strafbaarheid van verdachte.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportages van [psychiater01] van 14 augustus 2023 en [gz-psycholoog01] van 12 september 2023.
Beide gedragsdeskundigen hebben geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een ernstige psychotische stoornis, namelijk een ernstige doorlopende waanstoornis die naar
alle waarschijnlijkheid al ruim tien jaar aanwezig is. Ook hebben beiden gerapporteerd dat deze stoornis ten tijde van het plegen van de feiten ook aanwezig was. De ernstige waan- stoornis maakt dat alles in het leven van verdachte gekleurd wordt door haar paranoïde wanen omtrent haar ex-partner en kinderen. Het herstel van contact met haar kinderen is haar ultieme doel, haar ultieme vorm van gerechtigheid, geworden. Verdachte heeft de overtuiging dat zij recht heeft op contact met haar kinderen. Daarbij lukt het haar niet om zich in te leven in de ander en te reflecteren op de effecten van haar gedrag voor een ander. Haar denken is dermate gepreoccupeerd met de inhoud van haar wanen dat zij volledig sociaal geïsoleerd is en maatschappelijk geheel afgegleden is. Het handelen van verdachte,
het aanhoudend zoeken van contact, komt volgens de gedragsdeskundigen geheel voort uit de inhoud van de waanstoornis. Beide gedragsdeskundigen adviseren daarom om verdachte de ten laste gelegde feiten niet toe te rekenen.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de conclusies van de gedragsdeskundigen worden gedragen door een gemotiveerde onderbouwing. De conclusies van de gedragsdeskundigen over de toerekenbaarheid van de feiten neemt de rechtbank daarom over. Gelet hierop wordt verdachte ontoerekeningsvatbaar verklaard voor de door haar gepleegde feiten en zal de rechtbank verdachte om die reden ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.Oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met verpleging van overheidswege en wijst daarbij op de onder 5.2.3. vermelde rapportages van de psychiater en de psycholoog. De officier van justitie vordert voorts de tbs-maatregel niet te maximeren tot vier jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte de maatregel ex artikel 38z Sr op te leggen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om de behandeling van de zaak aan te houden om de reclassering onderzoek te laten doen naar de eventuele mogelijkheden van een tbs met voorwaarden. De reclassering stelt daartoe dat verdachte in het geheel niet de kans is gegeven om te laten zien
dat zij zich wel degelijk aan voorwaarden kan houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft haar twee dochters gedurende een lange periode stelselmatig lastiggevallen. Zij heeft via allerlei wegen geprobeerd in contact te komen met [slachtoffer01] . Verdachte heeft onder meer veelvuldig Whatsappberichten gestuurd naar [slachtoffer01] . Verder heeft verdachte berichten en mails verstuurd naar collega’s en de werkgever van [slachtoffer01] en heeft zij hen ook gebeld, waarbij zij intimiderende en dreigende taal gebruikte en waarbij zij tegen hen ook leugens en onwaarheden over [slachtoffer01] heeft verteld. Ook heeft verdachte berichten op de voicemail van haar werkgever ingesproken. Daarnaast heeft verdachte onophoudelijk via Facebook berichten naar haar dochter [slachtoffer02] gestuurd. Verdachte heeft hiermee een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van haar dochters. Haar gedragingen waren voor hen uiterst onaangenaam en hinderlijk. Het gedrag van verdachte duurt al jaren voort en verdachte is al eens veroordeeld voor het stalken van haar dochters, waarbij ten behoeve van hen een contactverbod aan verdachte was opgelegd. Dit alles heeft haar kennelijk niet ervan weerhouden om haar hinderlijke en onwenselijke gedrag jegens haar kinderen voort te zetten. Uit de door [slachtoffer01] ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring blijkt ook hoeveel impact het gedrag van verdachte op [slachtoffer01] heeft en hoe erg zij al jarenlang lijdt onder het gedrag van haar moeder.
In deze zaak komt de rechtbank aan het opleggen van een straf niet toe, omdat de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel is dat verdachte vanwege haar toestand in het kader van haar stoornis geen strafrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Een dader die geen verwijt kan worden gemaakt van het handelen kan niet worden bestraft voor dat handelen. Dit doet echter niet af aan de ernst van wat heeft plaatsgevonden.
De vraag is aan de orde of aan verdachte de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: tbs) moet worden opgelegd en zo ja, in welke vorm.
Gedragsdeskundigen over recidiverisico
Zowel de psychiater als de psycholoog schatten het risico op recidive in als hoog.
De psychiater heeft een toelichting gegeven. Het risico op aanhoudend stalkingsgedrag, een terugval in stalkingsgedrag en psychosociale schade is bij verdachte hoog. Verdachte heeft namelijk geen ziektebesef en -inzicht. Verdachte staat in de optiek van de psychiater ook niet open voor een daadwerkelijke behandeling. De psychiater ziet op dit moment verder ook geen beschermende factoren. Door de obsessieve zoektocht naar hereniging met haar kinderen is verdachte haar familie, vrienden, sociale zekerheid (werk) en sociale status kwijtgeraakt. Verdachte lijkt iedereen van zich af te stoten door haar dwingende gedrag.
Gedragsdeskundigen over behandelkader
Zowel de psychiater als de psycholoog concluderen dat een langdurige klinische behandeling nodig is voor de waanstoornis van verdachte.
De psychiater heeft toegelicht dat het bij de behandeling van ernstige waanstoornissen om zeer langdurige, meerjarige behandeltrajecten gaat. De behandeling van waanstoornissen is erop gericht iemand dermate aan het twijfelen te brengen over diens overtuigingen (wanen) dat die persoon openstaat voor en andere verklaring voor diens visie op gebeurtenissen en ervaringen. Het gebruik van psychofarmaca (een antipsychoticum) zal weinig effect hebben op een waan zelf. Bij verdachte is in het verleden echter wel gebleken dat het gebruik van een antipsychoticum maakte dat het beeld milder werd. Wellicht is verdachte in de optiek van de psychiater dan ook tijdens het gebruik van een antipsychoticum, in een voldoende hoge dosering, meer ontvankelijk voor het aangaan van een behandeling. Voorts heeft de psychiater toegelicht dat in de loop der jaren vele pogingen zijn ondernomen met verdachte tot een passend behandeltraject te komen. Hierbij was onder andere sprake van meerdere gedwongen opnames binnen de BOPZ en Wvggz. Het is echter niet gelukt om verdachte langdurig aan te laten haken binnen de GGZ. Ook op dit moment staat verdachte volgens de psychiater alleen open voor een behandeling op haar voorwaarden, waarbij zij onder andere geen klinische opname, geen ander antipsychoticum en geen dosisverhoging wil. Dat maakt dat behandeling in zowel het kader van een zorgmachtiging als een voorwaardelijk kader geen zicht biedt op vermindering van het recidiverisico. Een behandeling in het kader van tbs met verpleging van overheidswege is volgens de psychiater de enige optie die daadwerkelijk de mogelijkheid biedt van recidivevermindering.
Ook de psycholoog heeft toegelicht dat een klinische behandeling noodzakelijk is om het al lang bestaande patroon van stalking te kunnen doorbreken en de complexe problematiek zo adequaat mogelijk te kunnen behandelen. Er worden in de optiek van de psycholoog geen mogelijkheden gezien om verdachte binnen de GGZ te behandelen. Een behandeling in het kader van een zorgmachtiging is te kort en is niet primair gericht op het voorkomen van recidive. Deze vorm van behandeling is reeds eerder geprobeerd, maar heeft geen effect gesorteerd en wordt niet afdoende geacht om het risico op recidive te verminderen. Het kader van bijzondere voorwaarden wordt evenmin toereikend geacht vanwege het hoge recidivegevaar en de noodzaak tot waarborg van de langdurig noodzakelijke behandeling.
Gezien de ernstige waanstoornis, het hoge recidiverisico, de noodzaak voor afwending van het maatschappelijke gevaar en de noodzaak tot waarborging van de klinische behandeling, wordt het kader van de tbs met verpleging van overheidswege geadviseerd. Een tbs met voorwaarden wordt niet afdoende geacht, omdat verdachte vanuit haar stoornis en gebrek aan ziektebesef en -inzicht niet in staat wordt geacht zich aan de voorwaarden te houden.
Reclasseringsadvies
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 5 september 2023, waaruit kan worden afgeleid dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen binnen een ambulant kader. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de gedragsdeskundigen.
Tbs-maatregel
De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en ook nog steeds bestaat. Uit de rapportages leidt de rechtbank ook af dat die stoornis een hoog recidiverisico met zich brengt en dat langdurige en intensieve behandeling van verdachte noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. De vraag is in welk kader die behandeling moet plaatsvinden.
De gedragsdeskundigen hebben gemotiveerd uiteengezet waarom een civielrechtelijk kader en het kader van bijzondere voorwaarden niet volstaan. De rechtbank volgt hun conclusies op deze punten en daarmee komt oplegging van de tbs-maatregel in beeld.
Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de tbs-maatregel is voldaan, omdat ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en deze feiten misdrijven betreffen als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist bovendien het opleggen van de tbs-maatregel. Daartoe is wat de gedragsdeskundigen naar voren hebben gebracht over de stoornissen van verdachte en hoe die hebben bijgedragen aan de feiten, redengevend.
Het risico op herhaling is groot en het is daarom onverantwoord om verdachte onbehandeld te laten terugkeren in de maatschappij.
De verdediging heeft weliswaar verzocht om aanhouding van de zaak om de reclassering onderzoek te laten doen naar de eventuele mogelijkheden van een tbs met voorwaarden en daartoe een maatregelenrapport te laten opstellen, maar de rechtbank gaat hieraan voorbij, omdat zij de conclusie van de gedragsdeskundigen onderschrijft dat verdachte zich niet aan voorwaarden kan houden gelet op haar ziektebeeld, en dat verdachte alleen openstaat voor een behandeling op haar voorwaarden.
Er resteert daarom geen andere mogelijkheid dan de oplegging van de tbs-maatregel met verpleging van overheidswege. Gelet op de noodzaak van een klinische behandeling, die niet in een ander kader kan plaatsvinden, eist de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege.
De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat zij van overheidswege wordt verpleegd.
Duur van de tbs-maatregel
Op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr gaat de totale duur van de tbs-maatregel een periode van vier jaren niet te boven, tenzij de tbs-maatregel is opgelegd ter zake een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen (een zogenoemd geweldsmisdrijf). De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat onder de (on)aantastbaarheid van het lichaam ook het psychisch lijden van [slachtoffer01] en [slachtoffer02] valt, omdat het psychisch lijden invloed heeft op hun fysieke toestand. Volgens de officier van justitie komen de gedragingen van verdachte dus in aanmerking voor een niet gemaximeerde tbs-maatregel.
Belaging kan, evenals bedreiging, niet zonder meer worden aangemerkt als een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dat kan onder omstandigheden anders zijn. Uit de parlementaire geschiedenis en de jurisprudentie kan worden afgeleid dat daarbij sprake dient te zijn van fysiek gedrag met een zekere geweldscomponent die gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. De wetgever heeft derhalve niet onder een zekere geweldcomponent verstaan de situatie dat een belaging psychisch lijden veroorzaakt dat lichamelijke gevolgen heeft.
In deze zaak zijn er alleen verbale en schriftelijke bedreigingen geuit, Van een fysieke aanranding door verdachte is in deze zaak geen sprake. Gelet op deze omstandigheden komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen sprake was van een misdrijf dat gericht was tegen, of gevaar veroorzaakte voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid, Sr. Hieruit volgt dat er in de onderhavige zaak sprake is van een gemaximeerde terbeschikkingstelling en dat de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
Gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z SrDe rechtbank is van oordeel dat het voorkomen van recidive in deze zaak van groot belang is. Hieraan kan oplegging van een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding als bedoeld in artikel 38z Sr bijdragen. Deze maatregel houdt in dat de verdachte zich na de tbs-maatregel aan vrijheidsbeperkende en gedragsbeïnvloedende maatregelen dient te houden en zich moet conformeren aan langdurig toezicht van de reclassering, zodat het risico op herhaling wordt geminimaliseerd. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van deze maatregel is voldaan. De tbs-maatregel wordt gelast en de oplegging van de maatregel is in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen. Ook na afloop van de tbs-maatregel kan de noodzaak voor die maatregel nog bestaan, zeker nu de deskundigen stellen dat een langdurige behandeling noodzakelijk is en sprake is van een gemaximeerde tbs De rechtbank zal de maatregel daarom opleggen.

7.De benadeelde partij

02/278972-22
De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een schadevergoeding van € 7.460,07 voor feit 1, bestaande uit € 4.960,07 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde materiële schadevergoeding bestaat onder meer uit een bedrag van € 317,50 aan annuleringskosten ten aanzien van de vakantie naar Valencia. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken van een causaal verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Vergoeding van deze kosten wordt derhalve afgewezen.
Ten aanzien van de overige gevorderde materiële schade van € 4.642,57 is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat door de benadeelde partij voldoende is onder- bouwd dat sprake is van een causaal verband tussen deze kosten en het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Deze vordering wordt derhalve toegewezen.
De benadeelde partij heeft voorts aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank het gevorderde bedrag van € 2.500,00 billijk.
Wettelijke rente
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen. Nu voor het bepalen van de aanvangsdatum waarop de wettelijke rente verschuldigd is, niet moet worden gekeken naar het moment waarop de belaging een aanvang heeft genomen, maar naar het moment dat de belaging tot een einde is gekomen, zal de rechtbank de wettelijke rente toewijzen vanaf 21 oktober 2021. Er kan immers pas van belaging worden gesproken als sprake is van herhaaldelijke inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer gedurende een bepaalde periode.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

02/278972-22
De officier van justitie had aanvankelijk een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke geldboete van € 600,00, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van deze rechtbank van 14 juni 2021 onder parketnummer 02/073357-21.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kan de vordering tot tenuitvoerlegging in beginsel worden toegewezen. Met de officier van justitie is de rechtbank evenwel van oordeel dat toewijzing van de vordering, naast het aan verdachte opleggen van de tbs-maatregel, niet opportuun is. De rechtbank zal de vordering derhalve afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38z en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
02/278972-22
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit 2;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/278972-22
feit 1:belaging;
02/065483-23
feit 1:belaging;
feit 2:belaging;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezenverklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
- legt aan verdachte op
de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij
02/278972-22
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer01] van een bedrag van € 7.142,57, waarvan € 4.642,57 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk
en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer01] (feit 1), € 7.142,57, waarvan € 4.642,57 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening, te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 70 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk
en mr. C. Hofman, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 september 2023.
Mr. Hofman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.