ECLI:NL:RBZWB:2023:6647

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
22 september 2023
Zaaknummer
12-015430-01
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van terbeschikkingstelling met één jaar na beoordeling van recidiverisico en behandelstatus

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van [veroordeelde01]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs met twee jaar beoordeeld, maar heeft uiteindelijk besloten de tbs met één jaar te verlengen. De rechtbank constateert dat [veroordeelde01], geboren in 1978, gediagnosticeerd is met een borderline persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, en dat er een hoog recidiverisico bestaat bij beëindiging van de maatregel. De tbs is op 13 juli 2008 aangevangen en is sindsdien meerdere keren verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behandeling van [veroordeelde01] tot nu toe onvoldoende is geweest, en dat er geen realistisch toekomstperspectief is voor een voorwaardelijke beëindiging van de tbs op korte termijn. De rechtbank heeft ook de adviezen van de tbs-instelling en de officier van justitie in overweging genomen, evenals de standpunten van de verdediging. De rechtbank heeft besloten dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de verlenging van de tbs vereist, en dat de proportionaliteit en subsidiariteit niet worden overschreden door de verlenging met één jaar. De rechtbank heeft de beslissing genomen om over een jaar opnieuw te worden geïnformeerd over de voortgang van de behandeling en resocialisatie van [veroordeelde01].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12-015430-01
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 20 september 2023
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[veroordeelde01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1978 te [geboorteplaats01] ( [land01] ),
thans verblijvende in [tbs-instelling01] (hierna: de tbs-instelling) te [plaats01] .

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 15 mei 2023, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna: tbs) met twee jaar;
- de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van 9 maart 2021 tot en met 19 januari 2023;
- het rapport van de tbs-instelling van 8 mei 2023 waarin haar advies is vermeld, te weten verlenging van de tbs met twee jaar;
- het e-mailbericht van mr. A.L. Louwerse van 5 september 2023 met onder andere als bijlage de afwijzing van de aanvraag LFPZ.

2.De procesgang

Bij arrest van het gerechtshof ‘s-Gravenhage van 8 juli 2003 is [veroordeelde01] , wegens overtreding van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar en tbs met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De tbs is op 13 juli 2008 aangevangen.
De tbs is bij beslissing van 15 december 2022 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden laatstelijk verlengd voor een termijn van één jaar.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 7 september 2023 is de officier van justitie mr. M. van Leeuwen gehoord. Tevens is [veroordeelde01] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Voorts is gehoord als [deskundige01] , psycholoog verbonden aan de tbs-instelling.

3.Het advies van de tbs-instelling

De tbs-instelling heeft geadviseerd de tbs te verlengen met twee jaar. De tbs-instelling heeft daartoe in haar verlengingsadvies het volgende naar voren gebracht.
[veroordeelde01] is gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis, trekken van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het gebruik van alcohol (ernstig) in langdurige remissie en een stoornis in het gebruik van een stimulantium.
Tijdens twee eerdere behandelpogingen verviel [veroordeelde01] tijdens de fase van onbegeleid en transmuraal verlof herhaaldelijk in regeloverschrijdend gedrag en middelengebruik. De structuur en controle vanuit de kliniek hebben hem onvoldoende houvast gegeven om zijn (beperkte) coping aan te wenden bij tegenslag en stress. Ook binnen de huidige tbs-instelling heeft hij laten zien onbetrouwbaar te zijn en was hij niet in staat om zich te houden aan de voorwaarden die nodig zijn om een resocialisatietraject vorm te kunnen geven.
[veroordeelde01] is op 4 maart 2019 opgenomen op een reguliere instroomafdeling van de tbs-instelling. Op 10 november 2020 is hij overgeplaatst naar een resocialisatieafdeling. Daar liet hij een wisselend beeld zien. Hierop is een behandelimpasse ontstaan. Op
9 december 2021 heeft een interne zorgconferentie plaatsgevonden, waar is geconstateerd dat de verwachting niet is dat een medicamenteuze interventie de problematiek afdoende zal behandelen. Hij heeft geen realistisch toekomstperspectief, de samenwerking verloopt moeizaam, hij is zorgwekkend gericht op het tot zijn beschikking hebben van geld en wraak. Verder is sprake van een problematische interactiestijl met zijn omgeving/netwerk. Daarnaast is er sprake van onbetrouwbaar gedrag en middelengebruik. De tbs-instelling ziet geen behandelmogelijkheden meer en heeft daarom een aanvraag voor een longstay status ingediend. Deze aanvraag is op 7 februari 2023 afgewezen, maar de tbs-instelling is van mening dat de argumenten die tot de aanvraag hebben geleid onverminderd van toepassing zijn. Ondanks de start met medicatie worden er onvoldoende aanknopingspunten gezien voor een nieuwe behandelpoging. In mei 2023 is daarom een verzoek tot overplaatsing ingediend.
Het recidiverisico in geval van beëindiging van de maatregel wordt ingeschat als hoog.
Ter zitting heeft de deskundige daaraan nog het volgende toegevoegd. Sinds het uitbrengen van het verlengingsadvies is duidelijk geworden dat [veroordeelde01] overgeplaatst zal worden naar [tbs-instelling02] in [plaats02] . De wachtlijst voor plaatsing is een jaar. Om die reden is een machtiging voor begeleid verlof aangevraagd. Het is de bedoeling dat er in de nieuwe tbs-instelling weer een resocialisatietraject zal worden opgestart. Het is daarom niet realistisch om over één jaar te gaan praten over een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging. Verder is de tbs-instelling het niet eens met andere deskundigen. Dit alles heeft geleid tot een advies tot verlengen van de tbs met twee jaar.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie is ter zitting bij de vordering de tbs met twee jaar te verlengen gebleven. Verdachte is er op dit moment nog niet klaar voor om terug te keren in de maatschappij. Er zijn teveel risicofactoren en de problematiek is te complex. Een verlenging met twee jaar levert geen strijd op met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.

5.Het standpunt van de verdediging

[veroordeelde01] heeft ter zitting verklaard dat er risico’s worden gezien op het gebied van drugs en slechte vrienden. Met het risicomanagement in combinatie met het gebruik van medicatie kan hij ook behandeld worden op een forensisch psychiatrische afdeling, aldus [veroordeelde01] . Een voorwaardelijke beëindiging op dit moment zou nog niet kunnen, maar een onderzoek naar de mogelijkheid zou wel goed zijn.
De verdediging heeft betoogd dat [veroordeelde01] al sinds september 2021 geen verlof meer heeft. De afgelopen periode was moeilijk door familieperikelen en de aanvraag voor longstay. Maar dat zijn geen omstandigheden die maken dat verlof niet mogelijk is. Omdat de tbs-instelling, ondanks de afwijzing van de aanvraag, nog steeds achter een longstay status staat is het goed dat is beslist tot overplaatsing.
De verdediging heeft primair verzocht de tbs te verlengen met één jaar en de beslissing over de voortzetting van de verpleging van overheidswege aan te houden en de reclassering opdracht te geven een maatregelenrapport op te stellen voor een voorwaardelijke beëindiging met plaatsing in een forensisch psychiatrische kliniek.
Subsidiair is verzocht de tbs met verpleging van overheidswege met één jaar te verlengen. Dit om een vinger aan de pols te houden en tevens de mogelijkheid open te houden om volgend jaar een voorwaardelijke beëindiging te laten onderzoeken.

6.Het oordeel van de rechtbank

Ontvankelijkheid van de vordering
De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg
kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de tbs is gelast. De vordering is
tijdig ingediend, dat wil zeggen niet eerder dan twee maanden en niet later dan één maand
voor het tijdstip waarop de tbs door tijdsverloop zou eindigen. De officier van justitie is
ontvankelijk in de vordering.
Gevaarscriterium
De tbs kan slechts worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene
veiligheid van personen de verlenging van de tbs eist. Het recidivegevaar moet nog
aanwezig zijn en dient voort te vloeien uit een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige
ontwikkeling van de geestvermogens. De rechtbank stelt op grond van het advies van de tbs-instelling vast dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een stoornis in het alcoholgebruik en een stoornis in het gebruik van een stimulantium. In 2022 heeft externe [deskundige02] al geconcludeerd dat een verdere behandeling van de kernproblematiek van de terbeschikkinggestelde lastig wordt en dat het behandelplafond in die zin is bereikt. Sindsdien heeft geen behandeling meer plaatsgevonden, afgezien van het starten met medicatie. Dat laatste heeft niet tot een gewijzigde risico-inschatting geleid voor het geval van beëindiging van de maatregel. Het recidiverisico wordt dan nog steeds ingeschat als hoog. Verder overweegt de rechtbank dat de maatregel is opgelegd in verband met een veroordeling voor misdrijven die gericht waren tegen of gevaar veroorzaakten voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer perso(o)n(en). Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen verlenging van de maatregel vereist en dat dus is voldaan aan het wettelijk criterium voor verlenging van de tbs.
Duur van de verlenging
Gelet op de omstandigheid dat [veroordeelde01] zal worden overgeplaatst naar een andere tbs-instelling, welke overplaatsing gelet op de wachtlijst mogelijk pas over ongeveer een jaar gerealiseerd zal worden, en de omstandigheid dat in deze nieuwe tbs-instelling naar verwachting een resocialisatietraject opgestart zal gaan worden, kan ervan worden uitgegaan dat dit alles niet binnen één jaar kan plaatsvinden.
De rechtbank verlengt de tbs in beginsel met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar. De rechtbank ziet in dit geval aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. Aangezien [veroordeelde01] sinds september 2021 niet tot nauwelijks is behandeld en tot zeer recent geen verlofmomenten heeft genoten, en overplaatsing naar een andere tbs-instelling onvermijdelijk enige vertraging in het tbs-traject met zich mee zal brengen, acht de rechtbank het in deze zaak in het bijzonder van belang dat de voortgang van het tbs-traject goed in het oog wordt gehouden. Een dergelijk lange periode zonder behandeling en verlofmogelijkheden acht de rechtbank gelet op de duur van de maatregel tot nu toe onwenselijk. De rechtbank wil daarom over een jaar geïnformeerd worden over het verloop van de overplaatsing, van het begeleid verlof, en, indien de overplaatsing binnen dat jaar wordt gerealiseerd, van het resocialisatietraject. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de tbs met verpleging van overheidswege van [veroordeelde01] wordt verlengd met één jaar. Aan deze verlenging
met één jaar mag [veroordeelde01] niet de verwachting ontlenen dat na afloop van dit jaar de tbs (voorwaardelijk) zal worden beëindigd of opnieuw slechts met één jaar zal worden verlengd.
Gelet op de stand van het tbs-traject op dit moment en op het ingeschatte recidivegevaar bij beëindiging van de maatregel ziet de rechtbank op dit moment geen aanleiding om de beslissing tot verpleging van overheidswege aan te houden om een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging te laten onderzoeken.
Proportionaliteit en subsidiariteit
Gelet op de aard van de gediagnosticeerde stoornissen, de ernst van het indexdelict en het ingeschatte recidivegevaar in het geval van beëindiging van de maatregel is de rechtbank van oordeel dat met een verlenging van de tbs de grenzen van de proportionaliteit en subsidiariteit niet worden overschreden.

7.De beslissing.

De rechtbank:
- wijst af het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een
voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege;
- wijst af het verzoek tot aanhouding van de beslissing tot verpleging van rechtswege;
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van [veroordeelde01] met één jaar
.
Deze beslissing is gegeven door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. M. van de Wetering en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A.J. Moggré-Hengst en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2023.
Mr. M. van de Wetering en mr. S.H .van Nieuwkerk zijn niet in de gelegenheid om deze beslissing te ondertekenen.