4.3.2De bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting aan de hand van de ten laste gelegde handelingen de volgende feiten en omstandigheden vast. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de relatie tussen aangeefster en verdachte begin november 2022 is geëindigd, gelet op de datum dat aangeefster bij de politie melding maakt van de berichten die verdachte haar stuurt, te weten 10 november 2022, en gelet op de datum dat verdachte een bericht naar de zoon van aangeefster heeft gestuurd waarin hij zegt dat het over is tussen hem en zijn moeder, te weten 11 november 2022.
- die [slachtoffer02] ongevraagd en/of tegen haar wil veelvuldig (Whatsapp- en/of
Messenger) berichten te sturen met een dwingende en/of intimiderende en/of
dreigende en/of beledigende inhoud en/of strekking
Verdachte heeft erkend dat de berichten aan aangeefster in de screenshots door hem zijn verstuurd in de periode van 1 tot en met 15 november 2022. In de berichten komt veelvuldig naar voren dat verdachte antwoorden van haar wil. Verdachte heeft verklaard dat hij berichten bleef sturen omdat hij geen antwoord kreeg. Verder schrijft verdachte in de berichten vaak dat aangeefster zich moet laten behandelen. Gelet op deze inhoud en op de veelheid van de berichten is de rechtbank van oordeel dat deze als dwingend en intimiderend dienen te worden gekwalificeerd.
- die [slachtoffer02] op te bellen (al dan niet in de nachtelijke uren) en/of voicemail
berichten in te spreken
Het dossier bevat een proces-verbaal met screenshots afkomstig van de telefoon van aangeefster. Enkele screenshots laten een scherm zien met daarop ‘recente oproepen’. Hierop is te zien dat verdachte aangeefster heeft gebeld, op één niet nader aangeduide dag, binnen ongeveer 40 minuten dertien keer. De rechtbank gaat ervan uit dat deze oproepen zijn gedaan in de maand november, gelet op de melding op 10 november 2022 door aangeefster over het bellen door verdachte en op de informatie die heeft geleid tot het stopgesprek op 27 november 2022. Ook zijn enkele anonieme oproepen te zien. Niet is gebleken dat deze anonieme beller verdachte betrof. De rechtbank zal deze anonieme oproepen dan ook niet betrekken bij de beoordeling. De rechtbank gaat ervan uit dat de oproepen van verdachte zijn gedaan voordat hij een ander telefoonnummer kreeg, omdat aangeefster kennelijk niet over dat nummer beschikte, en bij de gemiste oproepen in de screenshots de naam ‘ [verdachte01] ’ is opgenomen.
Het dossier bevat daarnaast een proces-verbaal met vijf uitgewerkte voicemailberichten die door aangeefster zijn ontvangen op 29 oktober 2022, 9 november 2022, 11 november 2022 en 26 november 2022. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze voicemailberichten heeft ingesproken bij aangeefster. Het bericht van 29 oktober 2022 valt buiten de ten laste gelegde periode. Hoewel onbekend is gebleven welk bericht is ingesproken op welke datum, zodat niet duidelijk is welk bericht dat betreft, kan dit gedachtestreepje wettig en overtuigend worden bewezen..
- zich bij de woning van die [slachtoffer02] op te houden en/of die [slachtoffer02] (bij haar
werk) op te wachten
Voor het zich ophouden of opwachten bij de woning van aangeefster bevat het dossier slechts de verklaring van aangeefster. De aangifte wordt op dit punt niet ondersteund door ander bewijs. Voor het opwachten bij haar werk bevat het dossier geen wettig bewijs.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
- die [slachtoffer02] (in zijn auto) te achtervolgen en/of met zijn auto op de auto van die
[slachtoffer02] af te rijden (op een 80 km weg) (waarna de auto van die [slachtoffer02]
moest uitwijken)
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen wettig bewijs dat verdachte aangeefster in zijn auto heeft achtervolgd, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel zal vrijspreken.
Het andere onderdeel van dit gedachtestreepje ziet op het incident op de weg op 9 maart 2023 waarvan zowel aangeefster als haar collega [slachtoffer03] aangifte hebben gedaan. Zij hebben verklaard dat zij in een rouwauto van hun werkgever op een tweebaansweg reden, en verdachte hen op de andere baan tegemoet kwam rijden. Verdachte stuurde zijn voertuig over de middenlijn, waardoor aangever [slachtoffer03] moest uitwijken richting de berm aan de rechterkant van zijn weghelft om een aanrijding te voorkomen. Zij verklaren eensluidend over dit incident. Verdachte heeft verklaard dat hij daar inderdaad reed op dat moment en dat hij wilde kijken of aangeefster misschien in de rouwauto zat. Daarbij reed hij naar eigen zeggen op de middellijn. Gelet op deze bewijsmiddelen acht de rechtbank het resterende deel van dit gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen.
- spullen van die [slachtoffer02] weg te halen
Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank geen wettig bewijs voor dit onderdeel van de tenlastelegging, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
- familie en/of naasten en/of vrienden en/of collega's van die [slachtoffer02] te
benaderen en/of berichten te sturen en/of brieven te bezorgen/sturen en/of thuis
op te zoeken en/of te bellen
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte in de maanden november en december 2022 bij de woning van getuige [slachtoffer01] , met wie aangeefster inmiddels een relatie had, en bij de woning van diens moeder is geweest. Verdachte heeft erkend dat hij daar is geweest. Verder heeft verdachte op 11 november 2022 een tekstbericht gestuurd naar de zoon van aangeefster, wat hij ter terechtzitting heeft erkend. Ook heeft hij contact opgenomen met de werkgever van aangeefster, zo blijkt uit haar aangifte en de verklaring van verdachte bij de politie. Uit het dossier volgt dat er in ieder geval op 1 maart 2023 Whatsapp-contact was tussen verdachte en de werkgever van aangeefster. Al deze gedragingen acht de rechtbank daarom wettig en overtuigend bewezen.
Aan voornoemde getuige [slachtoffer01] , diens moeder en diens broer zijn brieven gestuurd waarin op een negatieve manier werd geschreven over aangeefster. Gelet op de inhoud van de brieven is het zeer aannemelijk dat die door iemand anders dan verdachte zijn geschreven. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat deze brieven door verdachte aan de genoemde leden van de familie [familienaam] zijn gestuurd.
De rechtbank overweegt dat met name in november 2022 de frequentie van de berichten en telefoontjes hoog was. De rechtbank begrijpt dat het einde van een relatie nog kan leiden tot enig contact, maar gelet op de veelheid van de berichten en de dwingende en intimiderende inhoud daarvan heeft dat contact door verdachte dit ‘gewone’ contact na beëindiging van een relatie overstegen. De rechtbank betrekt daarom al dit contact door verdachte na het verbreken van de relatie begin november 2022 in de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging. De omstandigheid dat aangeefster op 23 november 2022 zelf contact met verdachte heeft opgenomen maakt dit niet anders.
Naast rechtstreeks contact met aangeefster legde verdachte ook contact met personen in haar directe omgeving, en is hij bij getuige [slachtoffer01] en diens moeder langs geweest. Zo werd zij ook via anderen geconfronteerd met het gedrag van verdachte. Zelfs de twee stopgesprekken met de politie op 27 november 2022 en 3 januari 2023 konden verdachte er niet van weerhouden om contact te zoeken. De druppel die de emmer deed overlopen voor aangeefster was het incident op de weg op 9 maart 2023 waarbij verdachte een gevaarlijke situatie heeft veroorzaakt voor aangeefster en haar collega die de rouwauto bestuurde.
Aangeefster heeft als gevolg van deze gedragingen therapie gevolgd en zij is verhuisd.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat verdachte zich aan de ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.