ECLI:NL:RBZWB:2023:6615

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9223 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2023, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoekster, die haar aanvraag had ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekster had een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout, maar had het griffierecht van € 184,- niet tijdig betaald. De griffier had de verzoekster per aangetekende brief op 24 augustus 2023 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Deze brief werd op 26 augustus 2023 bezorgd, maar de verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd voldaan en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. Hierdoor kon de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordelen en werd het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals geregeld in de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9223

uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 september 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout.

Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[naam belanghebbende]uit [vestigingsplaats belanghebbende], vergunninghoudster,
(gemachtigde: mr. B.F.J. Bollen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de afwijzing van de aanvraag van verzoekster.
1.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 24 augustus 2023 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. De brief is op 26 augustus 2023 bezorgd. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
2.2.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, op 20 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.