ECLI:NL:RBZWB:2023:661

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4783
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen uitspraak over termijn voor besluit op bezwaar in WIA-zaak

Op 31 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De opposant had beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens hem niet tijdig had beslist op zijn bezwaar van 17 februari 2022. Dit bezwaar was gericht tegen een besluit van 13 januari 2022, waarin de voortzetting van de WGA-uitkering werd bevestigd. De rechtbank had eerder, op 5 december 2022, het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen vier maanden een besluit op bezwaar bekend te maken. De opposant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.

In de verzetzaak beoordeelt de rechtbank of de eerdere uitspraak terecht was en of het oordeel dat het beroep gegrond was, buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank concludeert dat de termijn van vier maanden die aan verweerder was gegeven, recht doet aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, gezien de huidige capaciteitsproblemen bij de verzekeringsartsen. De opposant heeft aangevoerd dat hij het niet eens is met de termijn die de rechtbank heeft gesteld, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om deze termijn te verkorten. De rechtbank oordeelt dat de door haar opgelegde termijn van vier maanden niet onredelijk is en dat het verzet ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, en is openbaar gemaakt op 31 januari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4783 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 op het verzet van

[naam opposant] , te [plaatsnaam] , opposant

(gemachtigde: mr. B.E. Crone).

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld omdat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) volgens hem niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 17 februari 2022 tegen het besluit van 13 januari 2022 inhoudende de ongewijzigde voortzetting van eisers uitkering op grond van de regeling werkhervatting arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Bij uitspraak van 5 december 2022 heeft de rechtbank onder meer dat beroep gegrond verklaard en bepaald dat verweerder binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend moet maken.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht en verweerder opgedragen om binnen vier maanden alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat verweerder niet tijdig heeft beslist.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of in de buiten-zittinguitspraak terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat het beroep gegrond is. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat hij het niet eens is met de tijd die de rechtbank aan verweerder heeft gegeven om alsnog een beslissing op bezwaar te nemen.
4. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de bestuursrechter indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
5. Verweerder kampt momenteel met onvoldoende capaciteit aan verzekeringsartsen, waardoor het inplannen van een (fysiek) medische spreekuur dan wel een hoorzitting vertraging oploopt.
Volgens vast jurisprudentie moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen.
De door de rechtbank opgelegde termijn van vier maanden doet naar oordeel van de verzetrechter recht aan de reële mogelijkheid om op het bezwaar te beslissen en aan het belang van opposant om een beslissing te ontvangen.
De verzetrechter begrijpt dat opposant eerder duidelijkheid zou willen over zijn bezwaar, maar bij het opleggen van een kortere beslistermijn zou – door het tekort aan verzekeringsartsen – op voorhand al duidelijk zijn dat deze termijn niet gehaald gaat worden. Daarbij is het ook in het belang van opposant dat er een zorgvuldige heroverweging kan plaatsvinden. Een langere termijn dan twee weken is dan ook aangewezen en de verzetrechter acht de door de rechtbank opgelegde termijn van vier maanden niet onredelijk.
De verzetrechter gaat er vanuit dat verweerder wel alles in het werk stelt om indien mogelijk eerder op het bezwaar te beslissen.
6. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dus geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 5 december 2022. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 31 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.