ECLI:NL:RBZWB:2023:660

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5889
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door UWV op bezwaar WIA-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 31 januari 2023, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV van 28 december 2021, waarin haar een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) werd toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,58%. Eiseres stelde dat het UWV niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 24 januari 2022. De rechtbank oordeelde dat het UWV de wettelijke beslistermijn had overschreden en dat eiseres het UWV op 20 juli 2022 in gebreke had gesteld. De rechtbank bepaalde dat het UWV binnen vier maanden na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar moest nemen en dat het UWV een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen voor elke dag dat de beslistermijn werd overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moest het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden en werd het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50. De rechtbank benadrukte het belang van een zorgvuldige heroverweging en stelde een langere termijn dan twee weken voor de beslissing op bezwaar vast, gezien de omstandigheden rondom de hoorzittingen en de achterstand bij het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5889

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.L. van den Oever),
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV),verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het UWV volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar van 24 januari 2022 tegen de beslissing van 28 december 2021 waarin aan eiseres een loongerelateerde uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA-uitkering) wordt toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 36,58%.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Eiseres heeft het bezwaarschrift tegen het besluit van 28 december 2021 ingediend op 24 januari 2022. Het UWV moet op grond van artikel 112, eerste lid, van de Wet WIA binnen zeventien weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn voorbij is. Het UWV heeft de termijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb verlengd met zes weken. Het UWV had dus uiterlijk op 19 juli 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het UWV moet beslissen is daarom voorbij. Eiseres heeft het UWV op 20 juli 2022 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat het UWV nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het UWV dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het UWV dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven.
In het verweerschrift van 4 januari 2023 heeft het UWV aangegeven dat er door een tekort aan verzekeringsartsen bezwaar en beroep een achterstand is opgelopen met het inplannen van de hoorzittingen en spreekuren. Voor een zorgvuldige heroverweging dient er een fysieke hoorzitting en/of een fysiek spreekuur met de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) plaats te vinden. Het UWV verwacht dat er pas in (eind) april 2023 een fysieke hoorzitting en/of fysiek spreekuur met de verzekeringsarts b&b kan plaatsvinden. Daarna is wellicht nog onderzoek door een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) noodzakelijk. Een beslissing op bezwaar kan dan volgens het UWV pas in (eind) juni een beslissing op bezwaar genomen worden.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het bezwaar te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval aangewezen vanwege het belang van een zorgvuldige heroverweging. In dit geval acht de rechtbank het redelijk dat het UWV vier maanden de tijd krijgt de beslissing op bezwaar te nemen. Hiermee heeft het UWV na de fysieke hoorzitting/het fysiek spreekuur met de verzekeringsarts b&b nog een maand de tijd voor een eventuele beoordeling door de arbeidsdeskundige b&b en het opstellen van de beslissing op bezwaar. De rechtbank heeft ervaren dat het UWV aan deze termijn meer dan genoeg heeft. Het UWV heeft verder niet gemotiveerd waarom een termijn van twee maanden na de fysieke hoorzitting en/of het fysiek spreekuur nodig is om tot een beslissing op bezwaar te kunnen komen.
De rechtbank bepaalt dat het UWV een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het UWV. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het UWV aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het UWV moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Daarbij merkt de rechtbank het gewicht van de onderhavige zaak aan als licht (wegingsfactor 0,5), gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, waarin is overwogen dat geschillen met betrekking tot het uitblijven van een besluit als licht moeten worden beschouwd. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt het UWV op binnen vier maanden na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 31 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.