ECLI:NL:RBZWB:2023:6596

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
02-166367-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door verdachte met anderen tegen slachtoffer, met taakstraf en schadevergoeding

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijk geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De verdachte, geboren in 2000, werd bijgestaan door raadsman mr. O.P.N.M. Tennebroek. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen openlijk geweld had gepleegd tegen een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer01]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel zijn bijdrage aan het geweld beperkt was, een voldoende significante en wezenlijke bijdrage had geleverd aan het openlijke geweld. De rechtbank achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank overwoog dat de gedragingen van de verdachte plaatsvonden aan de openbare weg en in het bijzijn van anderen, wat het openlijke karakter van het geweld bevestigde. De verdachte had verklaard dat hij zichzelf herkende op camerabeelden en had bekend dat hij [slachtoffer01] een schop had gegeven. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er sprake was van noodweer, omdat er geen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding was vastgesteld. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van veertig uren, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer01], ter hoogte van € 788,46, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank oordeelde dat de verdachte hoofdelijk aansprakelijk was voor de schade en dat de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 20 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-166367-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 2000, te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. O.P.N.M. Tennebroek, advocaat te Dongen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 september 2023, waarbij de officier van justitie mr. drs. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen openlijk geweld tegen [slachtoffer01] heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en baseert zich daarbij op de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van verdachte. De rol van verdachte is lastiger te duiden dan de rol van de medeverdachten, die het meeste het geweld hebben gepleegd. De officier van justitie is desalniettemin van mening dat verdachte een significant aandeel in het geweld heeft gehad. Hij was degene die samen met de medeverdachten kwam aanrennen en toen [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ) op de grond lag, gaf hij [slachtoffer01] een schop. Hij heeft ter plaatse staan schreeuwen en heeft pas op het laatst geprobeerd partijen te scheiden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Verdachte heeft geen significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging. Het aandeel van verdachte is klein. Hij heeft enkel achter iemand aangerend en heeft een tikje met zijn schoen gegeven. Hij heeft zich bovendien een aantal keren onttrokken aan het geweld en zelfs geprobeerd om de medeverdachten bij [slachtoffer01] weg te halen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 23 oktober 2021 is verdachte betrokken geraakt bij een geweldsincident, samen met twee medeverdachten. Het geweld was gericht tegen [slachtoffer01] . Vóór dit incident was er een eerder incident geweest tussen verdachte en de medeverdachten enerzijds en [slachtoffer01] en zijn vrienden anderzijds. Daarbij was gevochten.
Op de camerabeelden is te zien dat om 00.15.32 uur vijf mannen over de [adres02] renden. Verdachte was daar ook bij. [slachtoffer01] werd door [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) onderuit getrapt. Terwijl [slachtoffer01] op de grond lag, werd hij nogmaals getrapt door [medeverdachte01] . Verdachte rende achter een tot nu toe onbekend gebleven persoon aan en was op dat moment niet in de buurt van [slachtoffer01] . Om 00:16.04 uur kwam [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) aangelopen en trapte [slachtoffer01] drie keer, waarbij hij hem in ieder geval eenmaal op het hoofd raakte. [medeverdachte01] pakte het slachtoffer vervolgens op en draaide hem op de grond om. Het slachtoffer werd door [medeverdachte01] bij zijn haren vastgepakt zodat zijn hoofd van de grond afkwam. [medeverdachte02] trapte daarbij nogmaals. Verdachte kwam om 00.16.36 uur in beeld. De verdachten bleven rondom [slachtoffer01] staan.
Er werd door verdachte tegen [slachtoffer01] geschreeuwd en tegen hem gepraat. Om 00:17:50 uur lag [slachtoffer01] nog op de grond. [medeverdachte02] gaf een knietje tegen het bovenlijf van [slachtoffer01] en leek ook tegen hem te schreeuwen. Om 00.18.12 uur praatte [medeverdachte01] tegen [slachtoffer01] en ging [medeverdachte02] op het bovenlijf van het slachtoffer staan. Uiteindelijk heeft verdachte beide medeverdachten weggeduwd bij [slachtoffer01] .
De rechtbank dient te beoordelen of de gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als openlijk geweld. Om geweld aan te merken als openlijk geweld moet er sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval een persoon. Enig resultaat is vereist. Niet is vereist dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd. Het is voldoende dat wordt bewezen dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde gedragingen hebben plaatsgevonden aan de openbare weg en in het bijzijn van anderen. Hiermee is het openlijke handelen gegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden en hij heeft bekend dat hij met de medeverdachten achter [slachtoffer01] is aangerend voordat hij ten val werd gebracht, dat hij [slachtoffer01] één keer een schop heeft gegeven en tegen [slachtoffer01] heeft staan schreeuwen. Namens verdachte is betoogd dat zijn bijdrage aan het geweld klein is geweest en hij dus geen voldoende significante bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, hoewel zijn bijdrage beperkt is gebleven, een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het openlijke geweld. Voordat het geweld plaatsvond, is verdachte samen met de medeverdachten achter [slachtoffer01] aangerend en heeft hem zelfs een schop gegeven toen hij op de grond lag. Dat hij bij het heftigste geweld dat daarna losbarstte even een paar meter verderop was, maakt dit niet anders. Nadat het geweld had plaatsgevonden, is verdachte immers toch weer teruggekeerd naar [slachtoffer01] en de medeverdachten en heeft hij nog tegen [slachtoffer01] staan schreeuwen. Onder die omstandigheden is sprake van een voldoende significante en wezenlijke bijdrage door verdachte aan het openlijke geweld. De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 oktober 2021 te Tilburg, met anderen, aan de openbare weg, de [adres02] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer01] , welk geweld bestond uit het ten val brengen van die [slachtoffer01] en vervolgens (terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag)
- tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer01] te schoppen/trappen en
- aan de haren van die [slachtoffer01] te trekken en
- te staan op het lichaam van die [slachtoffer01] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Strafbaarheid van het feit:
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Strafbaarheid van de dader:
Beroep op noodweer:
Het standpunt van de verdediging:
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van noodweer. Het eerdere geweld bij de snackbar was geïnitieerd door [slachtoffer01] en zijn vrienden en was gericht tegen verdachte en de medeverdachten. Op dat moment was sprake van noodweer. Ongeveer een half uur later kwamen verdachte en medeverdachten [slachtoffer01] tegen en hebben ze hem gevloerd. Ook dit geweld en de daaropvolgende geweldshandelingen kunnen worden gezien als noodweer. [slachtoffer01] en zijn vrienden moesten immers nog worden aangewezen als daders om succesvol aangifte te kunnen doen van mishandeling.
Het standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op noodweer toekomt. Uit het dossier is niet duidelijk geworden wie het eerste gevecht is begonnen en dat het eerste geweld van [slachtoffer01] en zijn vrienden kwam. Gelet hierop kan er geen noodweersituatie worden vastgesteld.
Het oordeel van de rechtbank:
Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake is van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding en van een handeling, geboden door de noodzakelijke verdediging daartegen. Er is een eerdere vechtpartij geweest waarvan de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen wie als eerste is begonnen. Dit eerdere incident had bovendien al een half uur eerder plaatsgevonden. [slachtoffer01] liep vervolgens bij de Lidl en was alleen toen verdachte en medeverdachten zelf de confrontatie met hem opzochten door op [slachtoffer01] af te rennen, hem te vloeren en vervolgens te mishandelen. Onder die omstandigheden is geen sprake van noodweer. De rechtbank verwerpt het verweer en acht verdachte strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van honderd uren met aftrek van voorarrest, waarvan veertig uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een meldplicht en een gedragsinterventie gericht op agressiebeheersing.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak dient geen straf te worden opgelegd. Indien er toch een straf moet volgen, dan is een boete of een deels voorwaardelijke taakstraf passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Benadeelde [slachtoffer01] heeft pijn en letsel aan dit geweld overgehouden. Hij had meerdere verwondingen op zijn gezicht, een zere neus en een hersenschudding. Er was sprake van fors geweld. Hij werd meermalen geschopt toen hij op de grond lag. Hij werd geschopt tegen het lichaam en tegen het hoofd. Hij werd aan zijn haren getrokken en een van de verdachten is op zijn lichaam gaan staan. Met dit geweld is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer01] en dit heeft zijn gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast gaat het om geweld dat aan de openbare weg heeft plaatsgevonden, wat maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening met de geringe mate waarin verdachte zelf geweld heeft toegepast. De rechtbank houdt ook rekening met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte en met zijn proceshouding: verdachte heeft ter zitting de volle verantwoordelijkheid genomen voor wat hij gedaan heeft en toonde ook berouw. Hij heeft verklaard dat hij eenmalig heeft geschopt en dat hij veel eerder een einde had moeten maken aan de vechtpartij. Uiteindelijk is verdachte degene geweest die het geweld heeft gestopt. Dit alles weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee. Ten slotte houdt de rechtbank ook rekening met het tijdsverloop in de strafprocedure. Het feit is bijna twee jaar geleden gepleegd.
Over verdachte is weliswaar een reclasseringsrapportage opgemaakt waarin een voorwaardelijk strafdeel met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden is geadviseerd, maar de rechtbank ziet daar geen redenen toe. Verdachte is na dit feit niet meer met politie en justitie in aanraking gekomen en heeft zijn leven op orde. De rechtbank ziet daarom geen toegevoegde waarde in het opleggen van reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden.
Alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf van veertig uren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een schadevergoeding van
€ 3.880,46.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade:
Verdienvermogen:
Ter zitting is de vordering benadeelde partij nog aangevuld. Gevorderd is een bedrag van
€ 2.967,= aan verlies van verdienvermogen. Deze post is niet nader onderbouwd met bewijsstukken. Het in dit stadium van de procedure nog opvragen van bewijsstukken, mede gelet op de late aankondiging van deze schadepost op de zitting, zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De jas en de telefoonkosten
De schade aan de jas en de telefoonkosten zijn onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt de benadeelde partij voor deze posten eveneens niet-ontvankelijk verklaard.
Het deel van vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reiskosten
Voldoende aannemelijk is gemaakt dat benadeelde de reiskosten naar het ziekenhuis heeft moeten maken. Het gevorderde schadebedrag van € 8,46 is toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking indien - onder andere - sprake is van lichamelijk letsel bij de benadeelde. Gelet op de medische verklaring van [slachtoffer01] , is er sprake van meerdere letsels in zijn gezicht.
Door de verdediging is gesteld dat er sprake was van eigen schuld bij de benadeelde en dat dat reden moet zijn om de vordering niet toe te wijzen. De rechtbank ziet dat anders. Dit feit is gepleegd nadat het eerste incident een half uur eerder had plaatsgevonden. Partijen waren op dat moment niet meer bij elkaar in de buurt. [slachtoffer01] heeft dit (tweede) incident niet opgezocht en verdachte en zijn medeverdachten waren bij dit (tweede) incident de agressors. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van eigen schuld bij de benadeelde.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer01] de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Zij zal het gevorderde bedrag van € 780,= toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Conclusie:
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 788,46, waarvan € 8,46 aan materiële schade en € 780,= aan immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Dat betekent dat verdachte en zijn mededaders kunnen worden aangesproken voor het hele schadebedrag, maar dat wat één heeft betaald, de ander in zoverre niet meer hoeft te betalen. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
Tevens zal de verdachte worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte kosten. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 132,= per punt en twee punten toekennen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
20 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer01]van
€ 788,46, waarvan € 8,46 aan materiële schade en € 780,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten een bedrag van € 264,=;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
[slachtoffer01] , € 788,46te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
15 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Mulders, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2023.
Mr. Mulders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.