ECLI:NL:RBZWB:2023:6595

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
02-166314-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld gepleegd door verdachte met anderen tegen slachtoffer, met taakstraf en schadevergoeding

Op 20 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 oktober 2021 samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer in Tilburg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijke geweldpleging, gebaseerd op camerabeelden en verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zelf. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had getrapt en vastgehouden terwijl anderen ook geweld uitoefenden.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 130 uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en zijn verantwoordelijkheid voor het gepleegde geweld. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de benadeelde partij, die bestond uit materiële en immateriële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor een deel niet-ontvankelijk in zijn vordering, maar kende wel een bedrag van € 788,46 toe, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat het geweld een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had veroorzaakt en dat het incident had plaatsgevonden in het openbaar, wat bijdroeg aan maatschappelijke onrust.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-166314-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] 1995, te [geboorteplaats01] ,
wonende te [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. J.J. Vermaat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 september 2023, waarbij de officier van justitie mr. drs. E. van Aalst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen openlijk geweld tegen [slachtoffer01] heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer01] (hierna: [slachtoffer01] ), de camerabeelden en de eigen verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich voor de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Op 23 oktober 2021 is verdachte samen met twee medeverdachten betrokken geraakt bij een geweldsincident. Het geweld was gericht tegen [slachtoffer01] . Vóór dit incident was er een eerder incident geweest tussen verdachte en de medeverdachten enerzijds en [slachtoffer01] en zijn vrienden anderzijds. Daarbij was gevochten.
Op de camerabeelden is te zien dat om 00.15.32 uur vijf mannen over de [adres02] renden. Verdachte was daarbij. [slachtoffer01] werd door verdachte onderuit getrapt, waardoor hij ten val kwam. Terwijl [slachtoffer01] op de grond lag, werd hij getrapt door verdachte. [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) rende achter een tot nu toe onbekend gebleven persoon aan en was op dat moment niet in de buurt van [slachtoffer01] . Om 00:16.04 uur heeft verdachte [slachtoffer01] vastgepakt, kwam [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) aangelopen en trapte [slachtoffer01] drie keer, waarbij hij hem in ieder geval eenmaal op het hoofd raakte. Verdachte pakte het slachtoffer vervolgens op en draaide hem op de grond om. Hij pakte [slachtoffer01] bij zijn haren vast zodat zijn hoofd van de grond afkwam. [medeverdachte02] trapte daarbij nogmaals en [medeverdachte01] kwam terug. De verdachten bleven rondom [slachtoffer01] staan. Er werd door verdachte tegen [slachtoffer01] geschreeuwd en gepraat. Om 00:17:50 uur lag [slachtoffer01] nog op de grond. [medeverdachte02] gaf een knietje tegen het bovenlijf van [slachtoffer01] en leek ook tegen hem te schreeuwen. Om 00.18.12 uur praatte verdachte tegen [slachtoffer01] en ging [medeverdachte02] op het bovenlijf van het slachtoffer staan. Uiteindelijk heeft [medeverdachte01] verdachte en [medeverdachte02] weggeduwd bij [slachtoffer01] .
De rechtbank dient te beoordelen of deze gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als openlijk geweld. Om geweld aan te merken als openlijk geweld moet er sprake zijn van het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen in dit geval een persoon. Enig resultaat is vereist. Niet is vereist dat verdachte zelf geweld heeft gepleegd. Het is voldoende dat wordt bewezen dat verdachte opzet op het in vereniging plegen van openlijk geweld heeft gehad en daaraan een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd.
De rechtbank stelt vast dat voornoemde gedragingen hebben plaatsgevonden aan de openbare weg en in het bijzijn van anderen. Hiermee is het openlijk handelen gegeven. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zichzelf herkent op de beelden en heeft erkend dat hij [slachtoffer01] heeft getrapt en meermalen heeft vastgehouden waarbij de medeverdachte geweld op [slachtoffer01] heeft uitgeoefend. Gelet hierop kan het geweld worden aangemerkt als het openlijk en met verenigde krachten plegen van geweld tegen [slachtoffer01] . De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 oktober 2021 te Tilburg, met anderen, aan de openbare weg, de [adres02] , openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer01] , welk geweld bestond uit het ten val brengen van die [slachtoffer01] en vervolgens (terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag)
- tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer01] te schoppen/trappen en
- aan de haren van die [slachtoffer01] te trekken en
- te staan op het lichaam van die [slachtoffer01] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van honderdzestig uren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht een forse onvoorwaardelijke straf niet passend. Verdachte en zijn medeverdachten waren voorafgaand aan het incident al geprovoceerd en getergd door [slachtoffer01] en zijn vrienden. Verdachte was erg geschrokken van het letsel dat zijn medeverdachte bij het eerste incident had opgelopen en in die gemoedstoestand heeft hij het geweld gepleegd. Hij heeft een blanco strafblad en heeft zijn leven goed op orde. De verdediging acht een deels voorwaardelijke taakstraf met een proeftijd van twee jaar op zijn plaats.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Benadeelde [slachtoffer01] heeft pijn en letsel aan dit geweld overgehouden. Hij had meerdere verwondingen op zijn gezicht, een zere neus en een hersenschudding. Er was sprake van fors geweld. Hij werd meermalen geschopt toen hij op de grond lag. Hij werd geschopt tegen het lichaam en tegen het hoofd. Hij werd aan zijn haren getrokken en een van de verdachten is op zijn lichaam gaan staan. Met dit geweld is een forse inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer01] en dit handelen heeft zijn gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast gaat het om geweld dat aan de openbare weg heeft plaatsgevonden, wat maatschappelijke onrust en algemene gevoelens van onveiligheid veroorzaakt.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met straffen die normaliter voor dit soort feiten worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening met de mate waarin verdachte geweld heeft toegepast. Verdachte heeft [slachtoffer01] als eerste onderuit geschopt neergehaald en vervolgens heeft hij zich ook niet onbetuigd gelaten. Verdachte heeft [slachtoffer01] meermalen getrapt toen hij nog op de grond lag. Hij hield [slachtoffer01] vast zodat de medeverdachte hem ook kon mishandelen. Dat hij een groot aandeel in het geweld heeft gehad, weegt in strafverzwarende zin mee.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met zijn proceshouding. Over verdachte is een reclasseringsrapport opgemaakt. Daaruit komt naar voren dat hij een vaste baan heeft, samenwoont met een vaste partner en geen schulden heeft.. Hij gebruikt matig alcohol en geen drugs. De reclassering schat de kans op recidive in als laag en adviseert aan verdachte een taakstraf op te leggen. Verdachte heeft ter zitting openheid van zaken gegeven over zijn aandeel en daarmee zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij is schuldbewust en heeft ook verklaard bereid te zijn een straf te accepteren. Dit alles weegt de rechtbank in strafverminderende zin mee. Ten slotte houdt de rechtbank ook rekening met het tijdsverloop in de strafprocedure. Het feit is bijna twee jaar geleden gepleegd.
Dit alles afwegend legt de rechtbank aan verdachte een taakstraf op voor de duur van honderddertig uren met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer01] vordert een schadevergoeding van
€ 3.880,46.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade:
Verdienvermogen:
Ter zitting is de vordering benadeelde partij nog aangevuld. Gevorderd is een bedrag van
€ 2.967,= aan verlies van verdienvermogen. Deze post is niet nader onderbouwd met bewijsstukken. Het in dit stadium van de procedure nog opvragen van bewijsstukken, mede gelet op de late aankondiging van deze schadepost op de zitting, zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
De benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering om die reden niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De jas en de telefoonkosten
De schade aan de jas en de telefoonkosten zijn onvoldoende onderbouwd. Om die reden wordt de benadeelde partij voor deze posten eveneens niet-ontvankelijk verklaard.
Het deel van de vordering waarin de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard, kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Reiskosten
Voldoende aannemelijk is gemaakt dat benadeelde de reiskosten naar het ziekenhuis heeft moeten maken. Het gevorderde schadebedrag van € 8,46 is toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
Immateriële schade komt op grond van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking indien - onder andere - sprake is van lichamelijk letsel bij de benadeelde. Gelet op medische verklaring van [slachtoffer01] , is er sprake van meerdere letsels in het zijn gezicht.
Door de verdediging is gesteld dat er sprake was van eigen schuld bij de benadeelde en dat dat reden moet zijn om de vordering niet toe te wijzen. De rechtbank ziet dat anders. Dit feit is gepleegd nadat het eerste incident een half uur eerder had plaatsgevonden. Partijen waren op dat moment niet meer bij elkaar in de buurt. [slachtoffer01] heeft dit (tweede) incident niet opgezocht en verdachte en zijn medeverdachten waren bij dit (tweede) incident de agressors. Onder die omstandigheden kan niet worden gesproken van eigen schuld bij de benadeelde.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat [slachtoffer01] de gestelde immateriële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde.
Zij zal het gevorderde bedrag van € 780,= toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening.
Conclusie:
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van
€ 788,46, waarvan € 8,46 aan materiële schade en € 780,= aan immateriële schade.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Dat betekent dat verdachte en zijn mededaders kunnen worden aangesproken voor het hele schade bedrag, maar dat wat één heeft betaald, de ander in zoverre niet meer hoeft te betalen. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen.
Tevens zal de verdachte worden veroordeeld in de door de benadeelde partij gemaakte kosten. De rechtbank zal aansluiten bij het liquidatietarief kanton ter hoogte van € 132,= per punt en twee punten toekennen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 130 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
65 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer01]van
€ 788,46, waarvan € 8,46 aan materiële schade en € 780,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten een bedrag van € 264,=;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het
[slachtoffer01] , € 788,46te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
15 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Mulders, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2023.
Mr. Mulders is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.