4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op 9 maart 2023 is ingebroken in de woning aan de [adres01] te Breda . Ter zitting heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte een alibi heeft voor die datum en dat tijdstip. Dit verweer is onderbouwd met documenten. Gelet hierop, maar ook gezien het feit dat iemand anders dan verdachte is herkend op de beelden, komt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen. Verdachte wordt dan ook van dit feit vrijgesproken.
Algemeen:
Op 18 maart 2023 kreeg de politie de melding om naar de [straatnaam01] te Oosterhout te gaan. De meldster verklaarde dat zij voor de derde keer een zwarte Volkswagen Golf met [kenteken01] door de straat zag rijden. Zij gaf voorts aan dat eerder die week ingebroken was bij de overburen en dat zij voor honderd procent de Volkswagen Golf met inzittenden herkende. Over de portofoon werd vervolgens informatie verstrekt dat dit voertuig op 9 maart 2023 gezien was bij een woninginbraak in Breda. Verder bleek uit politiemutaties dat het voertuig met voornoemde kenteken bij meerdere woninginbraken was gezien en hieraan was te linken.
Op 18 maart 2023 kreeg de bestuurder van bovengenoemd voertuig een stopteken, waaraan voldaan werd. [verdachte01] en medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] werden in het voertuig aangetroffen. In het voertuig werden onder andere ook twee zwarte petten, meerdere handschoenen, twee zaklantaarns, een ijzeren staaf met een oogje en een bahco aangetroffen.
Politieambtenaren [verbalisant01] , [verbalisant02] en [verbalisant03] bekeken ter plaatse op 18 maart 2023 de beelden behorende bij de woninginbraak van de [adres02] te Breda (feit 1). Zij herkenden de inzittenden van de zwarte Volkswagen Golf met [kenteken01] als zijnde de verdachten van de woninginbraak gepleegd op 4 februari 2023 aan de [adres02] te
Breda.
Feit 1:
Op 4 februari 2023 is ingebroken in de woning aan de [adres02] te Breda. Een geldbedrag van 11.000 euro, sieraden, elektronica, merktassen, zonnebrillen en een autosleutel/afstandsbediening zijn bij de inbraak weggenomen. Bij de inbraak is de poortdeur opengebroken. Aangever heeft bij het bekijken van de camerabeelden breekgeluiden gehoord.
Verbalisanten [verbalisant04] , [verbalisant01] en [verbalisant02] hebben de camerabeelden met betrekking tot de woninginbraak bekeken en hebben verdachte en medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] hierop herkend. Ook heeft [verbalisant04] opgemerkt dat hij braakgeluiden heeft waargenomen.
Ter zitting heeft de rechtbank foto’s getoond die gemaakt zijn ten tijde van de insluiting van verdachte door de politie op 18 maart 2023. Ook zijn foto’s getoond die deel uitmaken van het beeldmateriaal van de inbraak in de woning aan de [adres02] te Breda.
Feit 3:
Op 14 maart 2023 is ingebroken in de woning aan de [adres03] te Oosterhout. Daarbij zijn weggenomen sieraden, een voordeursleutel en een geldbedrag van 700 euro. Op de foto’s, die als bijlage bij de aangifte zijn opgenomen, is flinke braakschade te zien
[getuige01] heeft op 14 maart 2023 beelden van zijn beveiligingscamera bekeken en zag drie mannen lopen. Op 18 maart 2023 zag hij een donkerkleurige auto rijden met diezelfde drie mannen erin.
[getuige02] , zijnde de overbuurvrouw van de bewoners van de woning waar ingebroken is, heeft op 18 maart 2023 een zwarte Volkswagen met drie mannen erin herkend. Deze auto en mannen had zij ook op 14 maart 2023 gezien. Zij herkende het voertuig aan de siervelgen en aan het driedeurs model. Ook wist zij nog te verklaren dat het kenteken met “ [nummer01] ” begon.
[verbalisant04] heeft de beelden van deze woninginbraak bekeken en constateerde hij dat er een Volkswagen reed die veel gelijkenissen had met de Volkswagen van feit 2. [verbalisant04] herkende verdachte voor 100 %.
Samenhang:
De verdediging heeft aangevoerd dat het bewijs voornamelijk uit herkenningen van verdachte en de medeverdachten bestaat. Op deze herkenningen valt echter veel af te dingen waardoor deze niet ten grondslag mogen worden gelegd aan een bewezenverklaring, aldus de verdediging. De rechtbank is het met de verdediging eens dat het bewijs voor een groot deel op de herkenningen gestoeld is en dat met herkenningen zorgvuldig en secuur moet worden omgegaan. De rechtbank stelt vast dat de herkenningen in deze zaak gebaseerd zijn op de vorm van het gelaat, de gezichtsbeharing, het postuur, de houding, de kleding en het schoeisel. De rechtbank is van oordeel dat daar waar de beelden niet scherp en duidelijk zijn, er voldoende steun moet worden gevonden in andere bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1 is de rechtbank van oordeel dat goed te zien is dat verdachte in het profiel past van de gemaakte beelden. De vastgestelde kenmerken zijn voor de rechtbank op de beelden voldoende duidelijk en helder en geven in combinatie met elkaar voldoende zekerheid dat het verdachte is die op de beelden te zien is.
Ten aanzien van feit 3 zijn er naast de herkenningen ook twee getuigen die verklaren over 3 dezelfde mannen die in de auto zaten, die zowel op 14 maart 2023 bij de woninginbraak, als op 18 maart 2023 in de buurt van de woning waar was ingebroken, is gezien. Meerdere verbalisanten herkennen op 18 maart 2023 vervolgens verdachte en medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] als zijnde de verdachten die ook bij feit 1 betrokken zijn.
Nadrukkelijk overweegt de rechtbank dat de feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bekeken moeten worden. De rechtbank hecht met name belang aan de samenstelling van het groepje verdachten. Dit geldt dan voor de feiten 1 en 3. Voor feit 2 is duidelijk dat verdachte niet van de partij was. Tot slot acht de rechtbank van belang dat de zwarte Volkswagen Golf met [kenteken01] feit 3 is gezien en dat in dit voertuig inbrekerswerktuigen zijn aangetroffen.
Medeplegen:
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, omdat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking.
Naar het oordeel van de rechtbank doet het er voor de onderhavige feiten niet heel veel toe wie van de verdachten wat precies gedaan heeft. Vastgesteld kan worden dat verdachte en de medeverdachten [medeverdachte01] en [medeverdachte02] in ieder geval bij de feiten 1 en 3 steeds samen bij woningen zijn geweest waar ingebroken is. Bovendien zijn verdachte en medeverdachten steeds te linken aan een zwarte Volkswagen Golf met [kenteken01] . Tot slot zijn bij de aanhouding in dit voertuig inbrekerswerktuigen aangetroffen. Op grond van deze overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten.
Voor de overtuiging weegt de rechtbank mee dat verdachte voor een groot deel de proceshouding van een zwijgende of ontkennende verdachte heeft aangenomen. Dit is zijn goed recht, maar nu hij op zitting niet met een ander aannemelijke scenario is gekomen voor zijn aanwezigheid bij de woningen onder de hiervoor omschreven omstandigheden, is er voor de rechtbank geen aanleiding om de bewijsmiddelen op een andere wijze uit te leggen dan hiervoor omschreven.
Het voorgaande, in combinatie met de aangiften, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om te komen tot een bewezen-verklaring van de feiten 1 en 3 primair.