ECLI:NL:RBZWB:2023:6565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
02-068563-23 + 02-178684-22 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een pistool met munitie en bedreiging van ex-partner met vuurwapen

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 maart 2023 zijn ex-vrouw heeft bedreigd met een vuurwapen. De verdachte had op die dag een pistool van categorie III en munitie voorhanden en heeft zijn ex-vrouw bedreigd door het vuurwapen aan haar te tonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning, wettig en overtuigend schuldig is aan beide feiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 365 dagen geëist, waarvan 223 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft een gevangenisstraf van 240 dagen opgelegd, waarvan 100 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met de ex-vrouw. De verdachte heeft psychische problemen en een verleden van huiselijk geweld, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van de rechtbank. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen munitie en het wapen onttrokken aan het verkeer. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf is afgewezen, maar de proeftijd is met een jaar verlengd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/068563-23 + 02/178684-22 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte01]
geboren op [geboortedatum01] 1987 te [geboorteplaats01]
ingeschreven op het adres aan de [adres01] , [postcode01] in [plaats01]
raadsman: mr. M. Houweling, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. E.E. de Feijter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Op zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1:op 8 maart 2023 een wapen en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad;
Feit 2:op 8 maart 2023 zijn ex-vrouw, [slachtoffer01] (hierna: aangeefster), heeft bedreigd met de dood of zware mishandeling.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen. Feit 1 heeft verdachte bekennend. Het wapen en de munitie zijn aangetroffen in de woning waar hij aanwezig is geweest en er is een proces-verbaal van categorisering opgemaakt. Voor feit 2 bestaat het bewijs uit de aangifte, de getuigenverklaring van de dochter van aangeefster en verdachte en het Whatsapp-gesprek tussen die dochter en de zus van aangeefster. De bedreiging bestaat alleen uit het tonen van het vuurwapen door verdachte aan aangeefster. De ontkennende verklaring van verdachte is onbetrouwbaar en ongeloofwaardig..
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor feit 2 is partiële vrijspraak bepleit voor de woordelijke bedreiging en het richten op aangeefster en het op haar hoofd zetten van het vuurwapen. Door het tonen van het wapen tijdens een woordenwisseling kan de bedreiging bewezen worden. Verdachte wilde op de pleegdatum het pistool bij de politie inleveren en daardoor is aangeefster eigenlijk bij toeval daarmee geconfronteerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Aangeefster heeft - kort samengevat - verklaard dat op 8 maart 2023 beneden in haar woning ruzie is ontstaan, omdat het verdachte niet lukte zelf toegang te krijgen tot haar telefoon. Ze zag toen meteen aan hem dat hij psychotisch was. De ruzie ging vervolgens over dat zij vreemd zou (zijn ge)gaan. Dit verweet verdachte haar vaker als hij waanbeelden had. Op een zeker moment ging aangeefster naar de eerste verdieping en verdachte volgde haar. Hij kwam de kamer waar zij was binnen met iets ingepakt in doeken en plastic en zei “dat wij op een miezerige, donkere nacht nog wel gingen zien, dat hij wist hoe hij het moest aanpakken en dat ieder zijn tijd nog wel komt”. Het was heel eng. Hij pakte het ding uit en toen nam hij het vuurwapen in zijn rechterhand, een beetje naar boven, maar nog niet helemaal op haar gericht. Hij begon te schreeuwen dat ze een hoer was. Aangeefster heeft toen het wapen van hem afgepakt en op verdachte gericht. Daarop riep hij: “schiet dan, schiet dan recht in mijn hart”.
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de gedetailleerde verklaring van aangeefster over de inhoud van de ruzie. Die is zelfs belastend voor haarzelf doordat zij heeft verklaard dat zij het wapen op verdachte heeft gericht. Haar gedetailleerde verklaring wordt bovendien ondersteund door de verklaring van verdachte op zitting voor zover die inhoudt dat hij - zakelijk weergegeven - het wapen (met munitie) zichtbaar voor aangeefster in zijn hand heeft gehad en dat er een woordenwisseling was en zij het wapen afpakte.
Op zitting heeft verdachte echter ook verklaard dat hij op 8 maart 2023 opstond en toen - uit het niets - besloot om die dag het wapen van zijn overleden oom naar de politie te gaan brengen. In zijn pyjama heeft hij het wapen opgegraven uit de verstopplek in de buurt van de poort van de achtertuin en is ermee naar boven gelopen, omdat hij zich eerst nog wilde aankleden. Op die kamer bleek zijn ex-vrouw te zijn die niet wist dat hij een wapen had. Daarover ontstond een woordenwisseling waarbij zij het wapen uit zijn hand heeft gepakt. Verdachte heeft aangeefster dus niet met het vuurwapen bedreigd.
De rechtbank vindt het opvallend dat verdachte dit voor hem ontlastende scenario pas op de inhoudelijke zitting heeft verteld. Niet alleen bij de politie, maar ook bij de rechter-commissaris en twee keer in raadkamer heeft hij dat niet gedaan. Integendeel, bij de raadkamer gevangenhouding van 22 maart 2023 heeft verdachte verklaard dat het jammer is wat er gebeurd is en het hem enorm spijt. Het is gegaan zoals het niet hoorde te gaan en het spijt hem gewoon heel erg. Daar is hij op de raadkamer van 26 juli 2023 niet op terug gekomen. Daarom schuift de rechtbank het door verdachte op zitting vertelde alternatieve scenario als ongeloofwaardig terzijde.
Gelet op de eerder weergegeven omstandigheden waaronder verdachte het vuurwapen aan aangeefster heeft getoond, kon bij haar in redelijkheid de vrees ontstaan dat verdachte het vuurwapen daadwerkelijk zou gebruiken. Verdachte heeft door zijn handelen in ieder geval willens en wetens het risico aanvaard dat die vrees zou ontstaan. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte aangeefster op 8 maart 2023 heeft bedreigd met een misdrijf tegen het leven gericht, zoals hierna onder 4.4 wordt weergegeven.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 8 maart 2023 te [plaats02] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, kaliber 9x19 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie van categorie III, te weten 7 kogelpatronen van het merk MKE Ammunition Factory, kaliber 9x19 mm, en 2 kogelpatronen van het merk Sarsilmaz, kaliber 9x19 mm, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 8 maart 2023 te [plaats02] [slachtoffer01] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een vuurwapen aan die [slachtoffer01] te tonen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 223 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar. Hij is er daarbij vanuit gegaan dat het bezit van een vuurwapen en munitie volledig aan verdachte kan worden toegerekend, maar de bedreiging in verminderde mate. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te houden aan de voorwaarden, zoals die door Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) in het rapport van 19 juli 2023 zijn geadviseerd. Er wordt gevorderd om de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te laten zijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om, bij een veroordeling tot een gevangenisstraf, een onvoorwaardelijk deel op te leggen die de duur van de periode van het voorarrest niet overstijgt en een voorwaardelijk deel op te leggen van vijf maanden. De verdediging heeft daarbij bepleit dat beide feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Gedurende de proeftijd dienen de voorwaarden van toepassing te zijn die door Reclassering Nederland in het rapport van 19 juli 2023 zijn geadviseerd met de kanttekening dat de klinische opname tot elf maanden beperkt moet worden, omdat deze behandeling al een maand geleden is begonnen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Op 8 maart 2023 heeft verdachte aangeefster, zijn ex-vrouw, bedreigd door haar een geladen pistool te tonen, dat hij maanden eerder van een oom in Turkije had gekregen. Nadat zij het pistool van verdachte had afgepakt, heeft verdachte het weer teruggepakt en in haar aanwezigheid alle kogels eruit gehaald. Op dat moment moet voor aangeefster duidelijk zijn geweest dat verdachte haar niet echt zou doodschieten. Dat doet echter niet af aan haar angst dat hij dat even ervoor wel wilde doen en dat hij dat op een later moment alsnog zou kunnen doen. De bedreiging vond bovendien plaats in de woning van aangeefster waar verdachte toen ook verbleef. Die woning moet juist de plaats zijn waar aangeefster zich veilig kan voelen. Dat geldt ook voor hun minderjarige dochter die ook thuis was en heeft gehoord wat er is gebeurd.
Volgens de LOVS-oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak is voor zowel het vuurwapenbezit als voor de bedreiging met een vuurwapen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden passend. Dat de bedreiging in huiselijke kring plaatsvond werkt strafverzwarend
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafverzwarend werkt ook dat verdachte eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld tegen aangeefster. Op 8 maart 2023 liep hij in een proeftijd van een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie weken die hij op 2 november 2022 had gekregen. Dat heeft verdachte niet weerhouden nog geen half jaar later opnieuw huiselijk geweld te plegen.
In haar rapportage over verdachte van 19 juli 2023 schat de reclassering de kans op herhaling in als hoog. Het hoge herhalingsgevaar wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van psychische- en verslavingsproblematiek. Deze problematiek blijkt ook uit twee Pro Justitia rapportages over verdachte.
[psychiater01] concludeert in het rapport van 10 juni 2023 dat verdachte lijdt aan psychische stoornissen in de vorm van schizofrenie en stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis en aan een verstandelijke handicap in de vorm van een lichte verstandelijke beperking dan wel zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten leed verdachte volgens de psychiater aan genoemde psychische stoornissen en verstandelijke handicap. [psycholoog01] komt in het rapport van 16 juni 2023 tot dezelfde conclusie. De rechtbank neemt deze conclusies over. Beide deskundigen adviseren echter verschillend over de toerekenbaarheid van de feiten.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging van feit 2 in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. De rechtbank volgt voor dat feit het advies van de psychiater. Volgens hem was verdachte door de hiervoor genoemde problematiek niet goed in staat adequaat te handelen, door beperkingen van zijn vermogen tot oordeel en kritiek en mogelijk ook door uit irreële achterdocht voortkomende angst.
Hetzelfde advies van de psychiater voor het verboden vuurwapenbezit van feit 1 volgt de rechtbank niet. Met de officier van justitie volgt de rechtbank het advies van de psycholoog om dit feit toe te rekenen. Volgens de psycholoog wist verdachte dat het bezit van een vuurwapen niet was toegestaan. Verdachte heeft op zitting bevestigd dat hij het gevaar van een vuurwapen kende.
De straf
Alles afwegend ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten en zal zij verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 240 dagen. Wel zal de rechtbank daarvan 100 dagen voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar en de geadviseerde bijzondere voorwaarden. Verdachte is namelijk na 142 dagen voorarrest geschorst uit zijn voorlopige hechtenis en overgeplaatst naar [zorginstelling01] en daar gestart met een klinische behandeling. De rechtbank vindt het belangrijk dat dit klinische traject niet onderbroken wordt doordat verdachte eerst het onvoorwaardelijke deel van zijn gevangenisstraf uit zou moeten zitten. De klinische opname is dan ook de belangrijkste bijzondere voorwaarde die de rechtbank koppelt aan het voorwaardelijk strafdeel. Die behandeling is niet alleen goed voor verdachte zelf, maar ook voor de veiligheid van aangeefster. De behandeling draagt namelijk bij aan het terugdringen van het hoge herhalingsgevaar. Daarvoor is ook een contactverbod met aangeefster en een straatverbod van belang. De reclassering sluit namelijk niet uit dat verdachte opnieuw richting de woning van zijn ex-vrouw en kinderen gaat als hij vrij komt. Op zitting heeft verdachte bevestigd zijn ex-vrouw en kinderen graag nog te willen zien.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank tot slot van oordeel dat er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar verklaren.

7.Het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen munitie en het wapen onttrekken aan het verkeer. Beide feiten zijn begaan met betrekking tot respectievelijk met behulp van deze voorwerpen. Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Gelet op de bewezenverklaring in de hoofdzaak staat vast dat dat verdachte de algemene voorwaarde van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf heeft overtreden en is de vordering dus toewijsbaar. De rechtbank vindt een tenuitvoerlegging echter niet opportuun. Niet alleen moet de juist begonnen klinische behandeling niet worden doorkruist, maar ook aansluitend op die klinische behandeling vindt de rechtbank tenuitvoerlegging niet zinvol. Een terugkeer naar de gevangenis zou dan een grote kans op een terugval geven. De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen. Wel zal de rechtbank de proeftijd van de voorwaardelijke straf verlengen met één jaar.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 36c, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
feit 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meldt binnen 48 uur bij Reclassering Nederland, Polluxstraat 114 te Eindhoven, telefoonnummer 088-8041504. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in FPA [zorginstelling01] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing.
De opname start zo spoedig mogelijk. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
* dat verdachte geen drugs gebruikt en meewerkt aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte geen alcohol gebruikt, en meewerkt aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect – contact heeft of zoekt met [slachtoffer01] (aangeefster), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* dat verdachte zich niet bevindt in de [adres02] te [plaats02] en directe omgeving (het gebied tussen de [straatnaam01] , het [straatnaam02] , [straatnaam03] en de [straatnaam04]
, [straatnaam05] , [straatnaam06] ), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* het pistool (kenmerk G2568589);
* de patroonhouder (kenmerk G2568593);
* de munitie (kenmerk G2568646);
* de munitie (kenmerk G2568653);
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af, maar verlengt de proeftijd met één jaar;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hofman, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 september 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.