ECLI:NL:RBZWB:2023:6564

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
19 september 2023
Zaaknummer
02/139979-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op tankstation met geweld en bedreiging

Op 19 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 juni 2022 een tankstation heeft overvallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1993, zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 360 dagen geëist, waarvan 343 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, maar heeft de toekomst van de verdachte en zijn gezin zwaarder laten wegen dan de straf voor het gepleegde feit. De verdachte heeft zich kort na de overval bij de politie gemeld en heeft sindsdien zijn verantwoordelijkheid genomen. Hij heeft zijn financiële problemen opgelost en is in staat om voor zijn gezin te zorgen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 343 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, die het slachtoffer van de overval was. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/139979-22
vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende op het [woonadres]
raadsvrouw: mr. M. Akça-Altun, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2023, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Daarnaast is door de benadeelde partij [slachtoffer] de vordering tot schadevergoeding toegelicht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 5 juni 2022 een tankstation heeft overvallen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend op basis van de aangifte, de omschrijving van de camerabeelden door de politie en de bekennende verklaring van verdachte. Alle ten laste gelegde gedragingen kunnen op basis van het dossier bewezenverklaard worden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Op twee geweldhandelingen na heeft de verdediging zich voor de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voor het dichtknijpen van de neus of mond van aangeefster en het door verdachte op een dreigende wijze naar zijn rug grijpen, is vrijspraak bepleit. Verdachte ontkent dit stellig. Het dichtknijpen van de neus of mond blijkt ook niet uit de beelden en de toelichting bij de beelden. Er is ook geen ondersteunend bewijs dat verdachte dreigend naar zijn rug heeft gegrepen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte op zitting het bewezenverklaarde heeft bekend en daarvoor geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, registratienummer PL2000-2022145359, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 55.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- De op de zitting van 5 september 2023 afgelegde bekennende verklaring van verdachte;
  • Het proces-verbaal van aangifte van 5 juni 2022, p. 20 t/m 23;
  • Het proces-verbaal van bevindingen van beschrijving van de camerabeelden van 7 juni 2022, p. 26 t/m 29.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte een dreigende beweging naar zijn rug heeft gemaakt. Hoewel op de beelden te zien is dat verdachte zijn hand over de mond van aangeefster houdt, acht de rechtbank ook niet bewezen dat hij haar mond en neus heeft dichtgeknepen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 juni 2022 te Bergen op Zoom sigaretten en een geldbedrag, die geheel aan de [tankstation] (gelegen aan de Rijksweg A58 [nummer] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om ze zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan door geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- voorzien van een luier voornoemd benzinestation te betreden en
- die [slachtoffer] met kracht in een wurggreep om haar nek vast te pakken en
- tegen die [slachtoffer] (dreigend) te schreeuwen of te roepen en
- daarbij de woorden toe te voegen
"geld, geld!"en
- die [slachtoffer] te commanderen dat zij de kassalade moest openen en
- meermalen de wurggreep steviger aan te zetten en
- die [slachtoffer] tijdens de wurggreep naar beneden te drukken waardoor die [slachtoffer] op de grond terecht komt en
- de woorden toe te voegen "ik heb een mes bij me".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 343 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van drie jaren. Gedurende de proeftijd dient verdachte zich te onthouden van het plegen van strafbare feiten en de meldplichtafspraken bij de reclassering na te komen. Daarnaast wordt gevorderd een taakstraf op te leggen voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De officier van justitie heeft bij zijn eis de toekomst van verdachte en zijn gezin veel zwaarder laten wegen dan het afstraffen van het feit.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt de eis van de officier van justitie te hoog gelet op de knulligheid van de overval en de persoon van verdachte en heeft bepleit een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest van 17 dagen en daarnaast een geheel voorwaardelijke taakstraf zonder bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Twee dagen na zijn overval op een tankstation heeft verdachte zich zelf gemeld bij de politie. Vanaf dat moment heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij op de zitting van 5 september jongstleden “de stomste fout uit zijn leven” heeft genoemd en volledige openheid van zaken gegeven. Verdachte, die sinds 2017 in Nederland is en goed Nederlands praat, heeft op zitting alle vragen van de rechtbank beantwoord. Daarbij is hij zo eerlijk geweest dat hij heeft verklaard dat hij na zijn aanhouding tijdens het voorarrest eerst alleen aan zijn gezin dacht en pas daarna is gaan beseffen wat de gevolgen voor medewerkster [slachtoffer] zijn geweest. Hij heeft spijt en schaamt zich voor wat hij heeft gedaan en dat komt op de rechtbank oprecht over.
Dat verdachte kort na de overval zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en volledige openheid van zaken heeft gegeven doet niet af aan de ernst van het feit. Verdachte heeft een overval gepleegd In haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft de op zitting aanwezige [slachtoffer] kort maar duidelijk verwoord dat die overval voor haar een traumatische ervaring is geweest. Zij heeft daar nog dagelijks last van doordat zij bijvoorbeeld geen aanraking van een ander kan verdragen. Naast de grote negatieve invloed op het directe slachtoffer zorgt een overval ook voor onrust en gevoelens van onveiligheid bij anderen die er over horen of lezen. Verdachte heeft daar indertijd allemaal niet bij stilgestaan en geprobeerd op een snelle, gewelddadige manier aan geld te komen.
Volgens de oriëntatiepunten van de rechtspraak is voor een overval als door de verdachte gepleegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar in beginsel een passende straf. Net als de officier van justitie zal de rechtbank echter flink afwijken van dat uitgangspunt en de toekomst van verdachte veel zwaarder laten wegen dan het afstraffen van zijn misdaad van 5 juni 2022 vanwege de persoon van verdachte. De rechtbank licht dit hierna toe.
Na 17 dagen voorarrest is de voorlopige hechtenis van verdachte op 23 juni 2022 geschorst met voorwaarden zoals een behandelverplichting en een meldplicht bij de reclassering. Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 29 augustus 2023 blijkt dat verdachte zich tot dan niet alleen aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden, maar echt meewerkend is geweest. Hij heeft in de tussentijd een vaste aanstelling gekregen bij zijn werkgever, die weet van zijn voorarrest, en hij heeft zijn financiële problemen opgelost. Verdachte heeft op eigen kracht naar een stabiele situatie toegewerkt. Alles wijst er volgens de reclassering op dat de overval als een incident moet worden gezien; een noodsprong van iemand die in het nauw zat en geen andere uitweg zag.
Verdachte heeft op zitting toegelicht dat hij als kostwinner van zijn gezin het in die tijd financieel niet redde en dat het in zijn Litouwse cultuur niet hoort om als man bij anderen om hulp te vragen. De rechtbank ziet dat hij toen op 5 juni 2022 impulsief een amateuristische overval heeft gepleegd. Hij heeft een in zijn auto liggende luier van één van zijn toen twee kinderen gebruikt om zichzelf te vermommen en dat pas gedaan toen hij al binnen was en dus al vol in beeld van de beveiligingscamera’s was geweest. Dat het een eenmalig incident is geweest volgt voor de rechtbank ook uit zijn strafblad, waaruit blijkt dat verdachte voor en na dit feit niet met justitie in aanraking is geweest.
Verdachte wil graag verder gaan met het opbouwen van het leven met zijn vriendin en inmiddels drie kinderen en de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden accepteren. Ook wil hij met het slachtoffer spreken als zij daar behoefte aan heeft. Dat heeft hij niet willen doen tot de terechtzitting voorbij is, omdat hij het proces niet wilde beïnvloeden. Verdachte wil namelijk de straf die hem toekomt op zich nemen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat in deze zaak een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer duurt dan de 17 dagen voorarrest geen passende strafrechtelijke reactie is. Verdachte zou daardoor zeer waarschijnlijk zijn baan en inkomsten verliezen en dan opnieuw in de financiële problemen komen. Bovendien zouden zijn drie nog jonge kinderen daardoor hun vader (weer) moeten missen. Tot slot is de rechtbank het met de officier van justitie eens dat hoe lang een gevangenisstraf ook zou duren, die de schade bij [slachtoffer] niet wegneemt.
De rechtbank acht daarom een gevangenisstraf passend en geboden van 360 dagen, waarvan 343 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Om recht te doen aan de ernst van het feit legt de rechtbank daarnaast nog een taakstraf op voor de maximale duur van 240 uur. Ook de langere proeftijd benadrukt de ernst van het feit. Nu verdachte sinds zijn schorsing zijn problemen heeft opgelost, zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel geen bijzondere voorwaarden meer verbinden.

7.De benadeelde partij

Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot schadevergoeding toe te wijzen tot een bedrag van € 2.500,- met toepassing van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij dient voor het overige deel niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel de vordering tot schadevergoeding af te wijzen. Volgens de verdediging is de vordering onvoldoende onderbouwd en levert behandeling daarvan een onevenredige belasting op van het strafgeding.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor onder 4.3.2. overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij. Hij is dan ook verplicht de door de benadeelde partij geleden schade te vergoeden, als de schade in een voldoende rechtsreeks verband staat tot het bewezenverklaarde handelen.
In dit geval heeft de benadeelde partij een bedrag van € 10.000 aan immateriële schade gevorderd. De gevorderde schadevergoeding is door de verdediging betwist, omdat de immateriële schade niet is onderbouwd met bijvoorbeeld stukken van een psycholoog. Anders dan de verdediging twijfelt de rechtbank niet aan de mededeling van de benadeelde op zitting dat zij vijf sessies EMDR-therapie heeft gevolgd na verwijzing door de huisarts. Maar los daarvan brengen de aard en de ernst van de normschending door verdachte naar het oordeel van de rechtbank mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar tot een bedrag van € 2.500,00. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde voor het overige deel van haar vordering niet ontvankelijk verklaren.
De rechtbank spreekt hier nog haar bewondering uit voor de manier waarop mevrouw [slachtoffer] op eigen kracht probeert verder te leven met de door de overval veroorzaakte gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank herhaalt echter ook het op zitting gegeven advies alsnog professionele instanties in te schakelen als zij daar aan toe is.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door/van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 343 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij een bedrag van € 2.500,- dat geheel bestaat uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] , € 2.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 35 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Hofman, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 september 2023.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.