In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres, een B.V. uit [plaats], tegen een boetebeschikking van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De boete was opgelegd wegens het niet digitaal opgeven van siloregistratienummers. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 26 oktober 2021, waarop de minister op 29 april 2022 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde en de boete verlaagde. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld op 4 mei 2022. Op 8 december 2022 heeft de minister een herziene beslissing genomen, waarbij de boete werd ingetrokken en de proceskosten werden vergoed.
De rechtbank heeft het beroep op 3 augustus 2023 behandeld met behulp van een beeldverbinding. Eiseres betoogde dat haar schriftelijke reactie op het voornemen van de minister om de grondslag van de boete te wijzigen, gelijkgesteld moest worden aan een nadere hoorzitting. De minister betwistte dit en stelde dat artikel 7:9 van de Awb niet van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de schriftelijke reactie van eiseres niet als een hoorzitting kon worden gekwalificeerd, omdat er geen sprake was van tweerichtingsverkeer.
De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres gegrond is, omdat zij nog een procesbelang heeft bij de beoordeling van het besluit op bezwaar van 29 april 2022. De minister wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De proceskosten worden vastgesteld op twee punten, met een waarde van € 837,- per punt, en het griffierecht bedraagt € 365,-.