ECLI:NL:RBZWB:2023:650

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
02-800485-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens bedreiging met een vuurwapen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 augustus 2018 samen met anderen [slachtoffer] zou hebben bedreigd met een vuurwapen, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de ten laste gelegde bedreiging te kunnen bewijzen. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig hadden gemaakt aan bedreiging door een wapen te tonen en op [slachtoffer] te richten. De verdediging betwistte dit en stelde dat er geen steunbewijs was voor de verklaring van de aangever, die zelf niet had aangegeven zich bedreigd te voelen.

Tijdens de zitting op 19 januari 2023 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokkenen inconsistent zijn en dat er geen objectief bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk een wapen heeft getoond of gericht op [slachtoffer]. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de aangever en de medeverdachte niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen.

Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte, tot nu toe begroot op nihil, aan de benadeelde partij opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-800485-18
vonnis van de meervoudige kamer van 2 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] , op [geboortedag] 1998,
wonende aan [woonadres] ,
raadsman mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 januari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is, met inachtneming van de vordering nadere omschrijving tenlastelegging conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 11 augustus 2018 samen met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd door hem een wapen te tonen en dat wapen op hem te richten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de aangifte waarin aangever [slachtoffer] heeft verklaard over de aanwezigheid van verdachte en [medeverdachte] bij zijn woning aan de [adres 1] en waarbij aangever heeft verklaard dat verdachte bij hem voor de woning stond met drie anderen en dat een van hen een geweer vast had. In de woning waar [medeverdachte] even later werd aangetroffen op de [adres 2] werd achter een droger op zolder een geweer en een vuistvuurwapen gevonden. De medeverdachte was gewond door een kogel en heeft verklaard dat die verwonding is ontstaan bij de woning van aangever [slachtoffer] . Uit onderzoek volgt dat de kogelpunt die uit het lichaam van medeverdachte was gehaald, uit het vuistvuurwapen komt dat op de [adres 2] achter de droger vandaan kwam. De beschrijving van het wapen door aangever komt overeen met het aangetroffen geweer op de [adres 2] . Gelet hierop kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachte naar de woning van [slachtoffer] zijn gegaan (om een confrontatie aan te gaan vanwege een conflict met [slachtoffer] ). Medeverdachte heeft een automatisch vuurwapen in zijn handen gehad toen hij en verdachte voor de deur stonden. Dit wapen is zo groot dat medeverdachte dit niet weggestopt kan hebben. Het moet voor verdachte ook zichtbaar zijn geweest. In aantal in overmacht en met zo’n wapen samen voor iemands deur staan kan niet anders dan bedreigend zijn geweest. Met dit geweer is door verdachte met medeverdachte samen de genoemde bedreiging gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde bedreiging met een wapen nu het bewijs alleen is gestoeld op de verklaring van aangever en er geen steunbewijs is voor die verklaring. Daarnaast heeft aangever zelf niet aangegeven dat hij zich bedreigd heeft gevoeld. Verdachte is zelf niet in de woning aan de [adres 2] geweest, waar zowel een vuurwapen is aangetroffen als het vuistvuurwapen waarmee de verwonding bij de medeverdachte is toegebracht. Het is niet duidelijk geworden hoe de wapens in die woning terecht zijn gekomen. Het is niet met voldoende zekerheid vast te stellen wie welke rol heeft gehad in het geheel en of er in het geval van verdachte sprake is geweest van medeplegen. Gelet hierop dient verdachte vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het dossier stelt de rechtbank het volgende vast.
De broers [medeverdachte] en [verdachte] zijn naar de flatwoning van aangever [slachtoffer] aan de [adres 1] gegaan. In het trappenhuis van deze woning heeft daarop een schermutseling plaatsgevonden. Zowel [slachtoffer] als medeverdachte is gewond geraakt, waarbij de medeverdachte een schotverwonding heeft opgelopen. Verdachte en medeverdachte zijn hierna vertrokken.
Wanneer de politieagenten ter plaatse komen op de [adres 1] , treffen zij aangever [slachtoffer] aan met diverse verwondingen. Ook wordt op diverse plaatsen in het trappenhuis bloed gevonden. Het letsel bij [slachtoffer] lijkt met een mes of een ander scherp voorwerp te zijn veroorzaakt. Er is geen sprake van schotverwondingen. Op het [adres 2] wordt medeverdachte aangetroffen met de hiervoor genoemde schotverwonding. In de woning aan de [adres 2] wordt achter een wasdroger op zolder een vuistvuurwapen en een pistoolmitrailleur gevonden. Uit onderzoek blijkt dat de schotverwonding bij medeverdachte is veroorzaakt door een kogel afkomstig uit het vuistvuurwapen.
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij de deur opendeed van zijn woning aan de [adres 1] en dat verdachte, medeverdachte en twee andere personen voor zijn deur stonden waarbij medeverdachte een geweer in zijn handen had en daarmee naast zijn hoofd heeft geschoten. Verdachte en medeverdachte hebben aangegeven wel naar de woning van [slachtoffer] te zijn gegaan, maar zij ontkennen dat zij wapens bij zich hadden.
Nu aan verdachte en medeverdachte wordt ten laste gelegd dat zij zich tezamen en in vereniging schuldig hebben gemaakt aan de bedreiging van [slachtoffer] door het tonen en/of richten van een vuurwapen, ligt de vraag voor of dit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De rechtbank begrijpt uit het dossier, bezien in samenhang met het requisitoir van de officier van justitie, dat in de tenlastelegging kennelijk wordt gedoeld op bedreiging met het door [slachtoffer] in zijn verklaring genoemde grote vuurwapen waarmee medeverdachte bij [slachtoffer] zijn voordeur zou hebben geschoten.
De rechtbank stelt vast dat er twee wapens in de woning aan de [adres 2] zijn aangetroffen, te weten een mitrailleurwapen en een vuistvuurwapen. Het vuistvuurwapen moet in de woning aan de [adres 1] zijn geweest, omdat de medeverdachte daar gewond is geraakt door een kogel uit dit wapen. De vraag is of dit ook geldt voor het mitrailleurwapen. De omschrijving van het wapen die wordt gegeven door [slachtoffer] , namelijk dat het zou gaan om een groot wapen met kartels aan de loop, vertoont overeenkomsten met het hiervoor genoemde mitrailleurwapen. Het samen aantreffen van de wapens, in combinatie met de gelijkenis tussen de door [slachtoffer] gegeven omschrijving van het wapen en het aangetroffen mitrailleurwapen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat beide wapens op de [adres 1] aanwezig zijn geweest.
Echter, de rechtbank kan op basis van het dossier onvoldoende vaststellen of, en zo ja onder welke omstandigheden er met het wapen is gericht op aangever dan wel dat het wapen is getoond aan aangever door verdachte en/of de medeverdachte. Aangever heeft wisselend verklaard en zijn verklaring lijkt - net als de verklaring van verdachte en de medeverdachte - niet volledig. Over hoe verdachte in het trappenhuis gewond is geraakt, heeft aangever niet verklaard. Gelet op deze omstandigheid moet met behoedzaamheid naar deze verklaring worden gekeken. Hoewel het bij aangever geconstateerde oorletsel goed zou kunnen passen bij de door aangever omschreven situatie dat het wapen vlak bij zijn hoofd is afgevuurd, is bij gebrek aan medische duiding onvoldoende uit te sluiten dat het gescheurde trommelvlies op een andere wijze is ontstaan. Hetgeen aangever verklaart over de bedreiging met het wapen aan de voordeur wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom in onvoldoende mate worden vastgesteld wat er precies is gebeurd bij de woning en of van de ten laste gelegde bedreiging dus sprake is geweest. Gelet hierop is er onvoldoende bewijs voor het ten laste gelegde feit en dient verdachte te worden vrijgesproken.
Gelet op dit oordeel van de rechtbank kunnen de overige verweren onbesproken blijven.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van
€ 3.800,00voor onderhavig feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. E.B. Prenger en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 februari 2023.
De jongste rechter en de griffier zijn niet in de gelegenheid om dit vonnis te ondertekenen.