Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
€ 3.800,00voor onderhavig feit.
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 11 augustus 2018 samen met anderen [slachtoffer] zou hebben bedreigd met een vuurwapen, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 februari 2023 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de ten laste gelegde bedreiging te kunnen bewijzen. De officier van justitie had betoogd dat de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich schuldig hadden gemaakt aan bedreiging door een wapen te tonen en op [slachtoffer] te richten. De verdediging betwistte dit en stelde dat er geen steunbewijs was voor de verklaring van de aangever, die zelf niet had aangegeven zich bedreigd te voelen.
Tijdens de zitting op 19 januari 2023 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de betrokkenen inconsistent zijn en dat er geen objectief bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk een wapen heeft getoond of gericht op [slachtoffer]. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van de aangever en de medeverdachte niet voldoende zijn om tot een bewezenverklaring te komen.
Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Tevens is de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft de kosten van de verdachte, tot nu toe begroot op nihil, aan de benadeelde partij opgelegd.