ECLI:NL:RBZWB:2023:6461

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
02-030557-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door schaatstrainer met minderjarige pupil

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 september 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn twaalfjarige schaatspupil. De feiten vonden plaats in de woning van de verdachte, waar het slachtoffer naartoe was gekomen om te gaan vissen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, die direct uitvoerbaar zijn, gezien de zorgen die de rechtbank heeft over de verdachte.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte het plegen van ontucht bij een minderjarige, waarbij de verdachte zowel de leeftijd van het slachtoffer als zijn rol als trainer in aanmerking heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft op basis van de aangifte, het proces-verbaal van het studioverhoor van het slachtoffer en de bekennende verklaring van de verdachte geoordeeld dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte de feiten heeft gepleegd. De rechtbank heeft de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het vertrouwen van het slachtoffer en zijn ouders in de verdachte ernstig is geschaad. De rechtbank heeft ook de impact van de daden van de verdachte op het slachtoffer en zijn omgeving in overweging genomen, wat heeft geleid tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

De rechtbank heeft daarnaast de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van € 3.500,-- toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om medewerking te verlenen aan reclasseringstoezicht en behandeling, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/030557-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1986 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. P.J.M. Groenhuis-Kools, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. K. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte de toen twaalfjarige [slachtoffer] heeft misbruikt. De handelingen zijn op twee verschillende wijzen ten laste gelegd; als het plegen van ontucht bij iemand die de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt en als het plegen van ontucht bij zijn pupil.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de aangifte, het proces-verbaal van het studioverhoor van het slachtoffer en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Er is sprake van eendaadse samenloop.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van een bewezenverklaring van de feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is gelet op de aangifte, het proces-verbaal van het studioverhoor van het slachtoffer en de bekennende verklaring van verdachte van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte beide feiten heeft gepleegd. Nu de verweten gedraging bij beide feiten dezelfde feitelijke handelingen betreft, is er sprake van eendaadse samenloop.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 21 november 2022 te [plaats] ,
met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt,
buiten echt,
meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het betasten/aanraken van en het knijpen in de penis en de balzak van
voornoemde [slachtoffer] en
- het pijpen van de penis van voornoemde [slachtoffer] en
- het aftrekken van zijn, verdachtes, penis in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer]
en
- het door voornoemde [slachtoffer] laten knijpen enbetasten van zijn, verdachtes,
tepels en
- het op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te gaan liggen en vervolgens het
maken van rijdende/schurende bewegingen met zijn, verdachtes, (onder)lichaam
en penis tegen het (onder)lichaam en penis van voornoemde [slachtoffer] ;
2
hij op of omstreeks 21 november 2022 te [plaats]
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig pupil [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2010,
door
- het betasten/aanraken van en het knijpen in de penis en de balzak van
voornoemde [slachtoffer] en
- het pijpen van de penis van voornoemde [slachtoffer] en
- het aftrekken van zijn, verdachtes, penis in de nabijheid van voornoemde [slachtoffer]
en
- het door voornoemde [slachtoffer] laten knijpen enbetasten van zijn, verdachtes,
tepels en
- het op het lichaam van voornoemde [slachtoffer] te gaan liggen en vervolgens het
maken van rijdende/schurende bewegingen met zijn, verdachtes, (onder)lichaam
en penis tegen het (onder)lichaam en penis van voornoemde [slachtoffer] ;

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij verzoekt zij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Reclassering op te leggen, met dien verstande dat de laatste voorwaarde zo moet komen te luiden dat verdachte niet als begeleider of in enige gezagsverhouding met minderjarigen werkt of zal werken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht geen gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel de duur van het voorarrest overstijgt. Een combinatie van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarbij de door de Reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden zou passend zijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met zijn destijds twaalfjarige schaatspupil [slachtoffer] . Dit alles vond plaats in de woning van verdachte. Het slachtoffer was hier naartoe gekomen, omdat hij met verdachte zou gaan vissen. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen van [slachtoffer] en zijn ouders in ernstige mate geschonden en misbruik gemaakt van de positie die hij als schaatstrainer had. [slachtoffer] vertrouwde verdachte volledig en vond het leuk om op een studiedag met hem te gaan vissen. Voor [slachtoffer] was verdachte een rolmodel. Verdachte heeft niet alleen het vertrouwen van [slachtoffer] in hem, maar ook zijn vertrouwen in andere mensen kapot gemaakt. Verdachte wist dat wat hij deed fout was en zei na afloop tegen [slachtoffer] dat hij het niet aan anderen mocht vertellen. Daarmee zadelde verdachte hem ook nog eens op met een geheim. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk.
Bovendien heeft verdachte door zijn handelen de lichamelijke en seksuele integriteit van [slachtoffer] geschonden. Hiermee heeft hij [slachtoffer] iets wezenlijks in zijn leven ontnomen. Uit de verklaring van [slachtoffer] , maar ook uit de door de vader ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring, volgt dat hij het geheel als zeer traumatisch heeft ervaren. Het is maar de vraag of [slachtoffer] ooit van de schade die hij door toedoen van verdachte heeft opgelopen zal herstellen. [slachtoffer] is, hoewel hem op geen enkele wijze schuld toekomt aan de situatie, daarnaast ook bang om gepest te worden als naar buiten komt wat er met hem is gebeurd. Door zijn handelen heeft verdachte [slachtoffer] dus ook nog eens opgezadeld met een groot geheim, waarvoor hij zich schaamt naar zijn vrienden en zelfs zijn broers.
Bovendien heeft verdachte met zijn handelen het plezier van [slachtoffer] in zijn grote passie, schaatsen, ontnomen.
Niet alleen op [slachtoffer] , maar ook op de familieleden, heeft het handelen van verdachte tot op de dag van vandaag grote impact. Hoewel zij trots zijn op [slachtoffer] dat hij heeft verteld dat hem iets verschrikkelijks is overkomen, blijkt dat het moeilijk is om erover te praten. [slachtoffer] wil en kan niet vertellen over de situatie en wil niet dat zijn broers ervan af weten. Deze verdeeldheid binnen het gezin is een direct gevolg van het handelen van verdachte en dat neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
De ernst en aard van de feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht zijn ten aanzien van de feiten die verdachte heeft gepleegd geen oriëntatiepunten vastgelegd. De rechtbank ziet daarom aanleiding aansluiting te zoeken bij de straftoemeting in soortgelijke zaken.
Verdachte is in het kader van schorsingsvoorwaarden gestart met een behandeling bij [FPA] . Uit het reclasseringsrapport volgt dat volgens de behandelaar sprake is van een pedofiele stoornis van het exclusieve type (jongens). Daarnaast zijn er aanwijzingen voor autisme en een verlaagd intellectueel functioneren. De kans op herhaling wordt ingeschat als matig-laag. Geadviseerd wordt als bijzondere voorwaarde onder meer een ambulante behandeling op te leggen.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk met aftrek en een proeftijd van twee jaar, passend en geboden. Gelet op ernst van het feit kan niet worden volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Daarbij legt de rechtbank de bijzondere voorwaarden, zoals opgesomd door de officier van justitie in haar requisitoir en geadviseerd door de reclassering, op.
Hoewel verdachte ter zitting heeft aangegeven dat hij zich niet aangetrokken voelt door minderjarige jongens, maakt de rechtbank zich zorgen om hem. Verdachte heeft ter zitting zijn eerdere relatie met een 15-jarige jongen (verdachte zelf was destijds 26 jaar oud) gebagatelliseerd door te verklaren dat de ouders van die jongen het goed vonden en hij er zelf ook jonger dan zijn leeftijd uit ziet. Ook heeft verdachte eerder een seksueel getint bericht naar een minderjarige pupil gestuurd. Hoewel verdachte voor deze feiten niet is veroordeeld, lijkt het er wel op dat verdachte een bovenmatige interesse heeft in (zeer) jonge jongens. Dat verdachte oprecht spijt heeft van zijn daden neemt de rechtbank aan, maar het besef van de ernst van hetgeen hij heeft gedaan lijkt niet geheel aanwezig te zijn bij verdachte. Dit komt ook tot uiting in de gedragingen van verdachte zelf ten tijde van het plegen van de feiten. Zo heeft hij toegegeven dat hij eerst aan tafel aan [slachtoffer] heeft gezeten en enige tijd later op de bank de seksuele handelingen heeft gepleegd. In de tussentijd heeft [slachtoffer] nog gevraagd wanneer ze nu zouden gaan vissen en is hij naar boven gegaan. Deze signalen heeft verdachte niet opgepikt. Sterker, ter zitting heeft verdachte verklaard de erectie van [slachtoffer] te hebben geïnterpreteerd als teken van goedkeuring. Ook het feit dat [slachtoffer] tijdens het pijpen stoïcijns bleef door gamen, heeft verdachte niet tot denken aangezet. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat [slachtoffer] misschien wel meer wilde dan een vriendschap, omdat hij zijn arm wel eens om verdachte heen legde; heel normaal affectief gedrag voor een twaalfjarige. De rechtbank vindt het ook zorgelijk dat verdachte zich de eerste week na het plegen van de feiten weinig heeft bekommerd om de gevolgen voor [slachtoffer] . Naar eigen zeggen was hij te druk met trainen voor wedstrijden en andere dingen.
Gelet op de hierboven genoemde omstandigheden, het feit dat de behandeling van verdachte net is begonnen en er een voorlopige conclusie van een pedofiele stoornis bij verdachte ligt, is de rechtbank van oordeel dat ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een (zeden)misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Zij ziet hierin dan ook reden de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de raadsvrouw met concrete gegevens onderbouwd dat [slachtoffer] ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 3.500,-- billijk, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 247 en 249 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
feit 2:ontucht plegen met zijn pupil
in eendaadse samenloop gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het volgend adres; Langendijk 39, 4819 EW Breda . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte de huidige behandeling door Fivoor [plaats] of een soortgelijke zorgverlener continueert, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact heeft of zoekt met onderhavig slachtoffer, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
*dat verdachte niet als begeleider of in enige gezagsverhouding met minderjarigen werkt.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 3.500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] (feiten 1 en 2), € 3.500,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 november 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 45 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.M. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2023.
Mr. Van der Linden en mr. Wijffels zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.