Op 7 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een herstelde uitspraak gedaan in de zaak tussen eisers, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, en het college van gedeputeerde staten van de provincie Zeeland. Deze uitspraak volgt op een eerdere uitspraak van 11 augustus 2023, waarin de rechtbank verweerder had veroordeeld in de door eisers gemaakte proceskosten. De rechtbank had deze kosten vastgesteld op € 837,-, gebaseerd op één punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met een wegingsfactor van 0,5. Echter, de rechtbank had abusievelijk niet vermeld dat het bedrag ook was gebaseerd op één punt voor het verschijnen op zitting.
In de herstelde uitspraak heeft de rechtbank de eerdere beslissing gecorrigeerd door de zinsnede in rechtsoverweging 8.4 aan te passen. De kosten worden nu vastgesteld op € 837,-, waarbij zowel het indienen van het beroepschrift als het verschijnen op zitting worden meegenomen in de berekening. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de eerdere uitspraak voor het overige ongewijzigd blijft.
De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Partijen zijn op de hoogte gesteld van deze herstelde uitspraak, en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van zes weken voor indiening.