ECLI:NL:RBZWB:2023:6377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
22/3001 t/m 22/3003 en 23/1328
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en belastingrente in het kader van het belastingverdrag Nederland-België

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2023, wordt de zaak behandeld van een belanghebbende die in België woont en beroepen heeft ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (IB) en belastingrente opgelegd door de inspecteur van de belastingdienst. De rechtbank beoordeelt de beroepen die zijn ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 4 mei 2022 en 11 januari 2023, waarbij de inspecteur de bezwaren van belanghebbende ongegrond heeft verklaard. De navorderingsaanslagen betreffen de jaren 2016 tot en met 2019, waarbij de inspecteur belastingrente in rekening heeft gebracht.

De rechtbank onderzoekt of de inspecteur de aanslagen naar te hoge bedragen heeft vastgesteld en of de belastingrente terecht is opgelegd. Belanghebbende stelt dat het heffingsrecht over zijn pensioenuitkeringen aan België is toegewezen op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en België. De rechtbank concludeert dat de inspecteur aannemelijk heeft gemaakt dat de uitzondering op het heffingsrecht van toepassing is, waardoor Nederland het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen toekomt.

De rechtbank oordeelt verder dat de inspecteur niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld bij het opleggen van de aanslagen en dat de belastingrente terecht in rekening is gebracht. Uiteindelijk worden de beroepen van belanghebbende ongegrond verklaard, wat betekent dat de navorderingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen in stand blijven. Belanghebbende heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3001, 22/3002, 22/3003 en 23/1328

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (België), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 4 mei 2022 en 11 januari 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende navorderingsaanslagen inkomstenbelasting (IB) opgelegd over de jaren 2016 en 2017 en aanslagen IB over de jaren 2018 en 2019. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslagen heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen). Het gaat om de volgende bedragen:
Jaar
2016
2017
2018
2019
Belastbaar inkomen
€ 44.801
€ 44.801
€ 44.801
€ 44.801
Verschuldigde IB
€ 7.512
€ 7.731
€ 6.961
€ 6.947
Belastingrente
€ 1.217
€ 943
€ 378
€ 380
1.2.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen IB 2016, 2017, 2018 en 2019 en de belastingrentebeschikkingen ongegrond verklaard.
1.3.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met twee verweerschriften.
1.4.
Belanghebbende heeft op 14 juli 2023 een nader stuk ingediend. Dit is in afschrift verstrekt aan de inspecteur.
1.5.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, en namens de inspecteur: mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Feiten

2. Belanghebbende is op 1 november 1993 geëmigreerd naar België en momenteel woonachtig te Brasschaat.
2.1.
Gedurende de periode dat belanghebbende in Nederland woonde en werkte als apotheker heeft hij pensioen opgebouwd bij de Stichting Pensioenfonds Openbare Apothekers (Pensioenfonds Apothekers)
2.2.
Belanghebbende heeft gedurende de periode 1984 – 1990 tevens pensioen opgebouwd via een polis bij Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij NV (Nationale-Nederlanden). Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een Nederlandse ouderdomspensioenregeling.
2.3.
Belanghebbende heeft over de jaren 2016 – 2019 een AOW-uitkering alsmede pensioenuitkeringen van het Pensioenfonds Apothekers en Nationale-Nederlanden ontvangen.
Inkomen
Inhoudingsplichtige
2016
2017
2018
2019
Pensioen
Nationale-Nederlanden
€ 19.749
€ 19.749
€ 19.749
€ 19.749
Pensioen
Pensioenfonds Apothekers
€ 25.052
€ 25.052
€ 25.052
€ 25.052
AOW
Sociale Verzekeringsbank
€ 7.633
€ 7.745
€ 7.860
€ 8.119
De uitkeringen van Nationale-Nederlanden en Pensioenfonds Apothekers bedroegen tezamen meer dan € 25.000 per jaar.
2.4.
Uit door belanghebbende verstrekte kopieën van zijn Belgische aangiften personenbelasting over de jaren 2016 – 2018 volgt dat de pensioenuitkeringen voor minder dan 90% tegen het progressieve inkomstenbelastingtarief in de Belgische heffing zijn betrokken.
2.5.
Tussen partijen is niet in geschil dat het heffingsrecht over de uitkeringen van Pensioenfonds Apothekers aan Nederland is toegewezen.
2.6.
In de aanvulling op het beroepschrift heeft belanghebbende een overzicht gegeven van zijn belastbare inkomens, de aftrekbare pensioenpremies aan het Pensioenfonds Apothekers en de aftrekbare hypotheekrente over de jaren 1984 t/m 1990.
2.7.
Naar aanleiding van Belgische jurisprudentie over de belastingheffing over uit Nederland afkomstige pensioenuitkeringen hebben de bevoegde autoriteiten van Nederland en België op 5 maart 2018 een overeenkomst met betrekking tot de toepassing van artikel 18 van het Verdrag en de uitwisseling van informatie hieromtrent gesloten [1] (hierna: de Overeenkomst).
2.8. Eind 2020 heeft de inspecteur op basis van de Overeenkomst informatie ontvangen van de Belgische autoriteiten (Central Liaison Office) over de wijze waarop de pensioenenuitkeringen van Pensioenfonds Apothekers en Nationale-Nederlanden in 2018 in de Belgische belastingheffing zijn betrokken.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de (navorderings)aanslagen IB 2016, 2017, 2018 en 2019 naar te hoge bedragen heeft vastgesteld en of terecht belastingrente in rekening is gebracht. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of Nederland het heffingsrecht heeft over de pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden op grond van het Belastingverdrag Nederland – België van 5 juni 2001.
4. De rechtbank is van oordeel dat de (navorderings)aanslagen IB 2016, 2017, 2018 en 2019 niet naar te hoge bedragen zijn vastgesteld en de belastingrente terecht in rekening is gebracht. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot deze oordelen komt en welke gevolgen dit heeft.

Motivering

Heffingsrecht over de pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden

5. Artikel 18 van het Belastingverdrag Nederland - België van 5 juni 2001 [2] (het Verdrag) luidt – voor zover van belang – als volgt:
“1. a. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, alsmede lijfrenten en uitkeringen – al dan niet periodiek – uit pensioensparen, pensioenfondsen en groepsverzekeringen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar. (…)

2. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 1, mag een daar bedoeld inkomstenbestanddeel ook worden belast in de verdragsluitende Staat waaruit dit inkomstenbestanddeel afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat, indien en voor zover:

a. wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagraaf a, de aanspraak op dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waaruit het afkomstig is van belasting is vrijgesteld, dan wel de bijdragen die daarvoor zijn betaald aan het pensioenfonds, pensioenspaarfonds of de vennootschap die het inkomstenbestanddeel verschuldigd is, in het verleden bij het bepalen van het in die Staat belastbare inkomen in aftrek zijn gebracht, dan wel anderszins in het verleden in die Staat in aanmerking zijn gekomen voor fiscale faciliëring; en
b. wat betreft inkomstenbestanddelen als bedoeld in paragraaf 1, subparagrafen a en b, dat inkomstenbestanddeel in de verdragsluitende Staat waarvan de genieter ervan inwoner is niet tegen het algemeen van toepassing zijnde belastingtarief voor inkomsten verkregen uit niet zelfstandige beroepen, dan wel het brutobedrag van dit inkomstenbestanddeel voor minder dan 90 percent, in de belastingheffing wordt betrokken.
Het vorenstaande is echter uitsluitend van toepassing indien het totale brutobedrag van de inkomstenbestanddelen die op grond van het vorenstaande in de verdragsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn, belastbaar zouden zijn, in het kalenderjaar een bedrag van 25.000 euro te boven gaat.”
5.1.
Dat België de pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden voor minder dan 90% in de heffing betrekt en het totale bedrag van de pensioenuitkeringen dat in België niet progressief belast wordt een bedrag van € 25.000 te boven gaat, is tussen partijen niet in geschil.
5.2.
Belanghebbende stelt dat het heffingsrecht over zijn pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden aan België is toegewezen op grond van de hoofdregel van artikel 18, eerste lid, letter a, van het Verdrag en dat de uitzondering op grond van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag niet van toepassing is.
5.3.
De inspecteur voert aan dat de uitzondering op basis van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag, resulterende in de toewijzing van het heffingsrecht aan Nederland, van toepassing is. Hiertoe voert de inspecteur aan dat ingeval van uitkeringen uit een Nederlandse ouderdomspensioenregeling, het uitgangspunt is dat daarop in de opbouwfase de omkeerregeling van toepassing is geweest. Dit betekent dat de ingelegde premies aftrekbaar waren en de latere uitkeringen volledig belast zijn. Dit is volgens de inspecteur een algemeen bekend feit. De rechtbank acht aannemelijk dat de omkeerregeling van toepassing was gedurende de opbouwperiode. De inspecteur heeft daarmee aannemelijk gemaakt dat de uitzondering op grond van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag van toepassing is.
5.4.
Belanghebbende stelt dat hij de pensioenpremies gedurende de opbouwperiode niet op zijn belastbare inkomens in aftrek heeft gebracht. Aangezien belanghebbende zich beroept op de rechtsgevolgen van het niet in aftrek brengen van de pensioenpremies en het de wijze van verwerken in zijn aangiften betreft, is de rechtbank van oordeel dat een redelijke verdeling van de bewijslast meebrengt dat belanghebbende de meest gerede partij is om het bewijs hiervoor te leveren.
5.5.
Belanghebbende heeft geen bewijsmiddelen aangedragen die zijn stelling dat de pensioenpremies gedurende de opbouwperiode niet in aftrek zijn gebracht onderbouwen. Met betrekking tot zijn standpunt dat er onvoldoende belastbaar inkomen zou zijn geweest in de jaren 1984 t/m 1990 om de premies betaald aan Nationale-Nederlanden in aftrek te kunnen brengen, zijn door belanghebbende onvoldoende concreet verifieerbare stukken overgelegd om dit aannemelijk te maken.
5.6.
De rechtbank oordeelt dat belanghebbende niet aan zijn bewijslast heeft voldaan.
De rechtbank begrijpt dat dit, gezien het feit dat de premies meer dan 30 jaar geleden zijn betaald, moeilijk is maar dit risico komt voor rekening van belanghebbende.
5.7.
Aangezien aan de voorwaarden van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag is voldaan, komt het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen van Nationale-Nederlanden over de jaren 2016 tot en met 2019 aan Nederland toe.
Belastingrente
Navorderingsaanslagen IB 2016 en 2017/aanslag IB 2018
5.8.
Belanghebbende stelt dat de inspecteur bij het in rekening brengen van belastingrente in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel heeft gehandeld door te lang te wachten met het opleggen van deze aanslagen. Hij verwijst daarbij naar het tijdsverloop tussen het sluiten van de Overeenkomst (5 maart 2018) en de datum van het opleggen van de (navorderings-) aanslagen (18 en 21 september 2021).
5.9.
De inspecteur voert aan dat pas eind 2020 een renseignement van de Belgische autoriteiten is ontvangen met gegevens over de wijze waarop de pensioenuitkeringen in 2018 in de Belgische belastingheffing zijn betrokken en er vervolgens voldoende voortvarend is gehandeld bij het opleggen van de aanslagen IB.
5.10.
De rechtbank is van oordeel dat de inspecteur niet eerder dan na ontvangst van het renseignement actie kon ondernemen. Naar aanleiding daarvan heeft in april en mei 2021 correspondentie tussen de inspecteur en belanghebbende plaatsgevonden. Daarna zijn enkele maanden verstreken, waarna de navorderingsaanslagen IB 2016 en 2017 op 18 september en de aanslag IB 2018 op 21 september 2021 zijn opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze gang van zaken, het handelen van de inspecteur als voldoende voortvarend en niet in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel kan worden bestempeld. Naar het oordeel van de rechtbank is de belastingrente daarom terecht in rekening gebracht.
Aanslag IB 2019
5.11.
Belanghebbende heeft op 2 november 2021 een brief gestuurd aan de inspecteur onder vermelding van aangifte IB 2019. De inspecteur heeft deze brief niet als een aangifte IB aangemerkt en op 7 september 2022 een ambtshalve aanslag IB 2019 opgelegd.
5.12.
De rechtbank overweegt dat belanghebbende geen aangifte IB 2019 heeft ingediend. De brief van belanghebbende van 2 november 2021 kan niet als een spontane aangifte IB 2019 op grond van artikel 9, vierde lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) worden aangemerkt. De wijze waarop belanghebbende door middel van deze brief gegevens heeft verstrekt aan de inspecteur, voldoet niet aan de voorwaarden die worden gesteld aan een aangifte op grond van artikel 8, eerste lid, van de AWR. Uit het voorgaande volgt dat de uitzonderingen op grond van artikel 30fc, derde en vierde lid, van de AWR niet van toepassing zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is de belastingrente daarom terecht in rekening gebracht.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de (navorderings)aanslagen IB 2016, 2017, 2018 en 2019 en de belastingrentebeschikkingen in stand blijven Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug en heeft geen recht op vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond. Belanghebbende heeft geen recht op een vergoeding van het griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan op 8 september 2023 door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A.D. Dockx, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ,’sHertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hoger beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hoger beroepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Overeenkomst tussen de bevoegde autoriteiten van België en Nederland met betrekking tot de toepassing van artikel 18 van het Verdrag, Staatscourant 2018, 17744
2.Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen gesloten op 5 juni 2001.