ECLI:NL:RBZWB:2023:6368

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
02-084284-23 (hoofdzaak) en 96-177096-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met levensgevaar en rijden zonder rijbewijs

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 september 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 21 januari 2022 in Oosterhout als bestuurder van een personenauto zich zodanig heeft gedragen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was, en bovendien zonder rijbewijs heeft gereden. De verdachte negeerde een stopteken van de politie, wat leidde tot een achtervolging waarbij hij met hoge snelheid door bebouwde kom reed, verkeersregels overtrad en andere weggebruikers in gevaar bracht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden, wat resulteerde in een bewezenverklaring van de tenlastelegging. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 8 weken op, een hechtenis van 3 weken, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. Tevens werd een eerdere voorwaardelijke straf van 1 week hechtenis ten uitvoer gelegd, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. De rechtbank benadrukte de ernst van het gedrag van de verdachte, vooral gezien zijn eerdere contacten met justitie en het risico op herhaling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-084284-23 (hoofdzaak) en 96-177096-20 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 21 januari 2022 als bestuurder van een auto zich opzettelijk zodanig heeft gedragen in het verkeer dat daardoor levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was, dan wel dat hij gevaar op de weg heeft veroorzaakt. Als tweede feit wordt hem verweten dat hij die auto heeft bestuurd zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zowel feit 1 primair als feit 2 heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op bevindingen van verbalisanten, op verklaringen van getuigen en op de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank zal hierna enkel overwegingen wijden aan feit 1 nu feit 2, het rijden zonder rijbewijs, door verdachte is bekend.
Overtreding van artikel 5a of 5 van de Wegenverkeerswet 1994?
Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 5a van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994), subsidiair aan overtreding van artikel 5 van de WVW 1994. In dat kader moet de rechtbank beoordelen of verdachte met zijn gedragingen zoals deze volgen uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen, de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank beantwoordt deze vier vragen bevestigend. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Heeft verdachte de verkeersregels in geschonden? Zo ja, in ernstige mate?
Artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 houdt een verbod in zich zodanig te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden. Het artikel somt een aantal niet limitatieve verkeersgedragingen op die als zodanig kunnen worden aangemerkt, maar met het verrichten van die gedragingen staat nog niet vast dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden.
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot artikel 5a van de WVW 1994 geeft hier meer duidelijkheid over.
“De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 op. Oftewel, overtredingen van de in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten).”
Bij de strafbaarstelling van artikel 5a van de WVW 1994 gaat het om gedragingen die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden. Uit de wetsgeschiedenis volgt verder dat het artikel vooral ziet op een samenstel van gedragingen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt ook dat het wel zou kunnen gaan om één gedraging die de overtreding van een verkeersregel inhoudt, maar om te kunnen vaststellen dat sprake is niet alleen van opzettelijk, maar ook van het in ernstige mate schenden van verkeersregels, is meer nodig dan de vaststelling van een enkele verkeersovertreding. Artikel 5a WVW beoogt zeer onverantwoordelijk rijgedrag strafbaar te stellen waarvan ernstige gevaren voor medeweggebruikers te duchten zijn.
En in de Memorie van Toelichting is ten slotte nog te lezen:
“De gedachte achter de keuze voor (…) «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte een stopteken van de politie heeft genegeerd, waarna een achtervolging ontstond, waarbij het politievoertuig het zwaailicht en de sirene aanhad. Daarbij heeft hij met hoge snelheid door Oosterhout gereden, onder meer door de bebouwde kom, waarbij hij ook een school en een jeugdvoetbalveld is gepasseerd. Met hoge snelheid heeft hij vervolgens een taxibusje rechts ingehaald, waarbij hij over de parkeervlakken langs het trottoir reed. Korte tijd later moest een andere verkeersdeelnemer, de bestuurder van een bestelbus, remmen en uitwijken naar rechts om te voorkomen dat verdachte met hem in aanraking zou komen. Vervolgens heeft verdachte een bestelauto links ingehaald waarbij hij over een doorgetrokken streep reed en waarbij een tegemoetkomend voertuig hard moest remmen. Verdachte heeft daarna een rotonde linksom genomen, waardoor hij tegen de verkeersrichting in reed. Ten slotte is verdachte het bosgebied ingereden. Daarbij heeft hij met hoge snelheid over een onverharde zandweg gereden. Gezien is dat meerdere mensen opzij moesten stappen of springen om niet geraakt te worden door verdachte.
De rechtbank is op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – van oordeel dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aantal van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 in ernstige mate zijn geschonden.
Opzet?
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat voor een bewezenverklaring van artikel 5a van de WVW 1994 moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn.
Het samenstel van gedragingen is hiervoor al beschreven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gedragingen, in onderlinge samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Verdachte wilde hoe dan ook ontkomen aan de politie. Verdachte heeft hierover zelf ook verklaard dat hij niet gepakt wilde worden door de politie, omdat hij geen rijbewijs had en omdat hij ook wiet bij zich had. Verdachte zag geen kans om uit te stappen en weg te rennen waarna hij hard is weggereden. Met het doel om te ontsnappen heeft verdachte opzettelijk in ernstige mate meerdere verkeersregels geschonden.
Is levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten?
De rechtbank is van oordeel dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat vanwege het ernstig verkeersgevaarlijke gedrag van verdachte, zoals hiervoor beschreven, zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Geen van deze verkeersdeelnemers was bedacht op het rijgedrag van verdachte en daar behoefden zij ook niet op bedacht te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de reële vrees gerechtvaardigd was dat een aanrijding had kunnen plaatsvinden en daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen of zelfs hadden kunnen komen te overlijden. Uit het dossier volgt dat meerdere voertuigen moesten remmen en dat meerdere voetgangers opzij moesten stappen om niet te worden aangereden. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd lijkt meer toeval dan dat dit te danken is aan het rijgedrag van de verdachte. Dat verdachte, zoals hij stelt, meermalen zou hebben geclaxonneerd en lichtsignalen zou hebben gegeven doet aan het voorgaande niet af.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en samenstel van de gedragingen van verdachte, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte opzettelijk en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers de verkeersgedragsregels in ernstige mate heeft geschonden.
Dit brengt met zich mee dat hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair
op 21 januari 2022 te Oosterhout als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg,
- de Wilhelminalaan en
- de Kromsteven en
- de Vlaggeschip en
- de Lage Molenpolderweg en
- de Zeislaan en
- de Pannenhuisstraat en
- de Ter Aalst,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994 bevoegde personen niet op te volgen, namelijk door meermalen geen gevolg te geven aan het door politieambtenaren gegeven stop en/of volg teken en
- meermalen met een (veel) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane snelheid te rijden en
- met hoge snelheden meerdere motorrijtuigen en personen gevaarlijk in te halen en voorbij te rijden en
- op één rotonde via de linkerzijde over te steken,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
2
op 21 januari 2022 te Oosterhout als bestuurder van een motorrijtuig (personenen) heeft gereden op de weg,
- de Wilhelminalaan en
- de Kromsteven en
- de Vlaggeschip en
- de Lage Molenpolderweg en
- de Zeislaan en
- de Pannenhuisstraat en
- de Ter Aalst,
zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor feit 1 een gevangenisstraf van 8 weken en een ontzegging van de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen voor de duur van 12 maanden en voor feit 2 hechtenis op te leggen voor de duur van 4 weken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, naast de mededeling dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toegepast moet worden, geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Enkel om aan de politie te ontkomen heeft verdachte diverse verkeersregels aan zijn laars gelapt, waarbij hij hele grote risico’s heeft genomen en waarbij medeweggebruikers in gevaar werden gebracht. Met hoge snelheid is hij door een woonwijk gereden waarbij hij een school, een speeltuin en een jeugdvoetbalveld heeft gepasseerd, een rotonde links heeft genomen, en op gevaarlijke wijze een taxibus en een bestelbus heeft ingehaald. In het bosgebied moesten voetgangers wegspringen om niet door verdachte geschept te worden. Deze dollemansrit is geëindigd doordat verdachte kennelijk de macht over het stuur verloor waarbij zijn auto tegen een boom belandde. Ook daarna nog heeft hij geprobeerd te ontkomen aan de politie door in het kanaal te springen. Omstanders en andere verkeersdeelnemers zijn, zo blijkt uit hun verklaringen, erg geschrokken van het gevaarlijke en onverantwoorde rijgedrag van verdachte. Verdachte heeft geen rijbewijs en heeft dus niet de vaardigheden om een auto te besturen.
Bijzonder kwalijk vindt de rechtbank de omstandigheid dat verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, al diverse keren eerder met justitie in aanraking is geweest, onder meer vanwege overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, te weten rijden zonder rijbewijs en het veroorzaken van gevaar of hinder op de weg (artikel 5 WVW).
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport dat over verdachte is uitgebracht door de Reclassering. Hieruit blijkt dat verdachte niet heeft willen meewerken aan het rapport. De Reclassering acht het risico op herhaling hoog. Daarbij is wel aangegeven dat dit niet is gebaseerd op de actualiteit maar op de historische gegevens. Een advies over mogelijke toepassing van het adolescentenstrafrecht heeft de Reclassering niet kunnen geven, omdat verdachte geen medewerking heeft willen geven aan het onderzoek van de Reclassering. De rechtbank ziet in het dossier overigens niet ambtshalve aanleiding om toepassing te geven aan het adolescentenstrafrecht.
Verdachte is niet verschenen ter zitting. Het lijkt erop dat verdachte op geen enkele wijze verantwoording wenst af te leggen over zijn gedrag. Ook dat neemt de rechtbank hem kwalijk.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen sanctie heeft de rechtbank ten slotte nog acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de ernst van feit 1, een gevangenisstraf voor de duur van 8 weken noodzakelijk is. Daarnaast acht de rechtbank een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur als gevorderd, noodzakelijk. Voor feit 2 acht de rechtbank 3 weken hechtenis passend en geboden.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 1 week hechtenis die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kantonrechter d.d. 8 maart 2021 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 107, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
Feit 1
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 8 weken;
Feit 2
- veroordeelt verdachte tot
een hechtenis van 3 weken;
Bijkomende straffen
Feit 1
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 12 maanden;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 8 maart 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 96-177096-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
1 week hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2023.