4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank zal hierna enkel overwegingen wijden aan feit 1 nu feit 2, het rijden zonder rijbewijs, door verdachte is bekend.
Overtreding van artikel 5a of 5 van de Wegenverkeerswet 1994?
Aan de verdachte is primair tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van het bepaalde in artikel 5a van de Wegenverkeerswet (hierna: WVW 1994), subsidiair aan overtreding van artikel 5 van de WVW 1994. In dat kader moet de rechtbank beoordelen of verdachte met zijn gedragingen zoals deze volgen uit de hierna opgenomen bewijsmiddelen, de verkeersregels heeft geschonden, of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of hij dat opzettelijk heeft gedaan en of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
De rechtbank beantwoordt deze vier vragen bevestigend. Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
Heeft verdachte de verkeersregels in geschonden? Zo ja, in ernstige mate?
Artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 houdt een verbod in zich zodanig te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden. Het artikel somt een aantal niet limitatieve verkeersgedragingen op die als zodanig kunnen worden aangemerkt, maar met het verrichten van die gedragingen staat nog niet vast dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden.
De Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot artikel 5a van de WVW 1994 geeft hier meer duidelijkheid over.
“De dader moet door zo’n gedraging opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels schenden, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. Dat betekent dus niet dat met het verrichten van een of meer van de genoemde gedragingen al vaststaat dat opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels zijn geschonden. Het enkele feit dat de bestuurder een telefoon vasthoudt of een bestuurder die onbewust door rood licht rijdt levert geen overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 op. Oftewel, overtredingen van de in artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen gedragingen die uit simpele onachtzaamheid worden begaan worden niet automatisch een zwaar misdrijf zodra daardoor enig gevaar voor letsel ontstaat. Het gaat bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 immers om het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels (en gevaar is te duchten).”
Bij de strafbaarstelling van artikel 5a van de WVW 1994 gaat het om gedragingen die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden. Uit de wetsgeschiedenis volgt verder dat het artikel vooral ziet op een samenstel van gedragingen.
Uit de wetsgeschiedenis volgt ook dat het wel zou kunnen gaan om één gedraging die de overtreding van een verkeersregel inhoudt, maar om te kunnen vaststellen dat sprake is niet alleen van opzettelijk, maar ook van het in ernstige mate schenden van verkeersregels, is meer nodig dan de vaststelling van een enkele verkeersovertreding. Artikel 5a WVW beoogt zeer onverantwoordelijk rijgedrag strafbaar te stellen waarvan ernstige gevaren voor medeweggebruikers te duchten zijn.
En in de Memorie van Toelichting is ten slotte nog te lezen:
“De gedachte achter de keuze voor (…) «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte een stopteken van de politie heeft genegeerd, waarna een achtervolging ontstond, waarbij het politievoertuig het zwaailicht en de sirene aanhad. Daarbij heeft hij met hoge snelheid door Oosterhout gereden, onder meer door de bebouwde kom, waarbij hij ook een school en een jeugdvoetbalveld is gepasseerd. Met hoge snelheid heeft hij vervolgens een taxibusje rechts ingehaald, waarbij hij over de parkeervlakken langs het trottoir reed. Korte tijd later moest een andere verkeersdeelnemer, de bestuurder van een bestelbus, remmen en uitwijken naar rechts om te voorkomen dat verdachte met hem in aanraking zou komen. Vervolgens heeft verdachte een bestelauto links ingehaald waarbij hij over een doorgetrokken streep reed en waarbij een tegemoetkomend voertuig hard moest remmen. Verdachte heeft daarna een rotonde linksom genomen, waardoor hij tegen de verkeersrichting in reed. Ten slotte is verdachte het bosgebied ingereden. Daarbij heeft hij met hoge snelheid over een onverharde zandweg gereden. Gezien is dat meerdere mensen opzij moesten stappen of springen om niet geraakt te worden door verdachte.
De rechtbank is op grond van de hiervoor beschreven feiten en omstandigheden – in onderling verband en samenhang beschouwd – van oordeel dat de verdachte zich zodanig in het verkeer heeft gedragen dat een aantal van de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, van de WVW 1994 in ernstige mate zijn geschonden.
Opzet?
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat voor een bewezenverklaring van artikel 5a van de WVW 1994 moet komen vast te staan dat de verdachte opzettelijk in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden.
Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn.
Het samenstel van gedragingen is hiervoor al beschreven. Naar het oordeel van de rechtbank zijn die gedragingen, in onderlinge samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Verdachte wilde hoe dan ook ontkomen aan de politie. Verdachte heeft hierover zelf ook verklaard dat hij niet gepakt wilde worden door de politie, omdat hij geen rijbewijs had en omdat hij ook wiet bij zich had. Verdachte zag geen kans om uit te stappen en weg te rennen waarna hij hard is weggereden. Met het doel om te ontsnappen heeft verdachte opzettelijk in ernstige mate meerdere verkeersregels geschonden.
Is levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten?
De rechtbank is van oordeel dat het naar algemene ervaringsregels voorzienbaar is dat vanwege het ernstig verkeersgevaarlijke gedrag van verdachte, zoals hiervoor beschreven, zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Geen van deze verkeersdeelnemers was bedacht op het rijgedrag van verdachte en daar behoefden zij ook niet op bedacht te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de reële vrees gerechtvaardigd was dat een aanrijding had kunnen plaatsvinden en daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel hadden kunnen oplopen of zelfs hadden kunnen komen te overlijden. Uit het dossier volgt dat meerdere voertuigen moesten remmen en dat meerdere voetgangers opzij moesten stappen om niet te worden aangereden. Dat er geen ongelukken zijn gebeurd lijkt meer toeval dan dat dit te danken is aan het rijgedrag van de verdachte. Dat verdachte, zoals hij stelt, meermalen zou hebben geclaxonneerd en lichtsignalen zou hebben gegeven doet aan het voorgaande niet af.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de aard en samenstel van de gedragingen van verdachte, gezien de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, toereikend zijn voor het oordeel dat verdachte opzettelijk en met groot gevaar voor andere medeweggebruikers de verkeersgedragsregels in ernstige mate heeft geschonden.
Dit brengt met zich mee dat hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd, wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden.