ECLI:NL:RBZWB:2023:6363

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
02-056233-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en verboden wapen- en munitiebezit door verdachte als doorgeefluik in crimineel circuit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 september 2023 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en verboden wapen- en munitiebezit. De verdachte, geboren in 1969, fungeerde als doorgeefluik in het criminele circuit en heeft meegewerkt aan het verhullen van de rechthebbende van een illegaal voorwerp. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 februari 2023 te Breda, samen met een ander, een voorwerp heeft verhuld dat afkomstig was uit een misdrijf, en op 24 februari 2023 in Oosterhout een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad. De verdachte heeft tijdens de zitting op 31 augustus 2023 bekend dat hij een wapen en munitie voorhanden heeft gehad en dat hij pakketjes voor een ander heeft ontvangen waarvan hij wist dat het niet deugde. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 240 uur, met aftrek van het voorarrest naar rato van 2 uur per dag. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de rol van de verdachte in het criminele circuit en de impact op de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder met justitie in aanraking is gekomen voor soortgelijke feiten en spijt heeft getoond. De uitspraak bevat ook bepalingen over verbeurdverklaring van in beslag genomen geld en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen voorwerpen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-056233-23
vonnis van de meervoudige kamer van 14 september 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 augustus 2023, waarbij de officier van justitie, mr. L.J. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen van een bedrag van € 27.400,00 en aan het voorhanden hebben van een wapen en munitie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op bevindingen van verbalisanten, op de verklaringen van verdachte en op het aantreffen van het wapen en de munitie in de woning van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bekend dat hij een wapen en munitie voorhanden heeft gehad. Ook heeft hij bekend dat hij pakketjes voor een ander heeft ontvangen waarvan hij wist dat het niet deugde. Door verdachte is verder geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van de feiten 2 en 3 heeft verdachte ter zitting bekend dat hij een wapen en munitie voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte verklaard dat hij tegen betaling pakketjes voor een ander in ontvangst nam. Op het moment dat hij hiermee begon, wist hij dat het niet deugde en dat hij hiermee bezig was met een illegale, criminele activiteit, aldus verdachte. De rechtbank stelt vast dat verdachte hierdoor wist dat het aan hem geadresseerde pakketje een uit misdrijf afkomstig voorwerp bevatte, zodat hij opzet heeft gehad op het witwassen daarvan door vervolgens te verhullen wie de rechthebbende van het pakketje was. Dat verdachte wist dat het voorwerp een bedrag van € 27.400,00 bedroeg, acht de rechtbank niet bewezen.
Aangezien verdachte ten aanzien van alle feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
 de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 31 augustus 2022;
ten aanzien van feit 1:
 het proces-verbaal van bevindingen (pagina 14 van het eindproces-verbaal PL2000-2023048929 van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant);
ten aanzien van feit 2:
  • het proces-verbaal van binnentreden in woning (pagina 20 van voornoemd eindproces-verbaal);
  • het proces-verbaal van bevindingen van de afdeling Wapens, Munitie en Explosieven (pagina 62 van voornoemd eindproces-verbaal)
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 23 februari 2023 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander, van een voorwerp,
- heeft verhuld wie de rechthebbende op dat voorwerp was
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader wist(en) dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
op 24 februari 2023 te Oosterhout, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (centraalvuur) pistool, van het merk Walther, type model PP, kaliber 7.65 browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
3
op omstreeks 24 februari 2023 te Oosterhout, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 centraalvuur kogelpatronen, van het merk FNB (Fabrique Nationale), kaliber 7.65 browning, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 54 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis als hij de taakstraf niet of niet naar behoren verricht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met de beperkte rol die verdachte heeft gehad. Hij was niet meer dan een doorgeefluik in een periode dat hij het financieel niet breed had. Verdachte is zich bewust van de fout die hij gemaakt heeft en wat de gevolgen van zijn handelen zijn. Verzocht is te volstaan met een gevangenisstraf die maximaal gelijk is aan het voorarrest en een taakstraf van 180 uur, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 of 3 jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen en verboden wapen- en munitiebezit. De rechtbank tilt hier zwaar aan. Door te fungeren als doorgeefluik in het criminele circuit heeft verdachte meegewerkt aan het verhullen wie de rechthebbende is van een illegaal voorwerp. Witwassen van crimineel geld vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Door zijn handelen heeft verdachte de onderliggende criminaliteit in stand gehouden en bevorderd. Verdachte heeft zich bij zijn handelen kennelijk slechts laten leiden door eigen financieel gewin en gemak en daarbij geen oog gehad voor de schadelijke gevolgen hiervan voor de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Ditzelfde geldt voor het verboden wapenbezit. Dat verdachte zich in het verleden bedreigd heeft gevoeld moge zo zijn, maar dat rechtvaardigt nog niet het bezit van een pistool en de daarbij behorende munitie.
Bij de bepaling van de soort en de hoogte van de op te leggen sanctie heeft de rechtbank rekening gehouden met de navolgende persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Verdachte is niet eerder met justitie in aanraking gekomen voor soortgelijke feiten. Ter zitting heeft verdachte spijt getoond. Op de rechtbank is dit oprecht overgekomen. Inmiddels heeft verdachte zijn persoonlijke omstandigheden, voor zover het zich laat aanzien, op orde. Verdachte heeft aangegeven dat hij wekelijks ongeveer 60 uur werkt en daarmee een inkomen verwerft. Ook heeft hij een goed contact met zijn kinderen.
Verdachte heeft aangegeven dat de voorlopige hechtenis een grote impact op hem heeft gehad en dat dat voor hem erg belastend is geweest. Als hij opnieuw de cel in zou moeten, zou dat het einde van zijn baan en zijn woning zijn.
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie op zich passend, echter gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zal de rechtbank een sanctie in een andere vorm opleggen en bepalen dat de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de taakstraf die de rechtbank zal opleggen.
Een geheel voorwaardelijke taakstraf zoals voorgesteld door de verdediging doet echter geen recht aan de ernst van de feiten. Niet alleen het door verdachte gepleegde witwassen vindt de rechtbank een ernstig strafbaar feit; ook aan het verboden wapenbezit met bijbehorende munitie tilt de rechtbank zwaar. Alleen al het voorhanden hebben van een wapen van de categorie III rechtvaardigt volgens de landelijke oriëntatiepunten van de LOVS een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Gelet daarop kan niet worden volstaan met een louter voorwaardelijke straf. De rechtbank acht dat ook niet passend in deze zaak.
Naast de hierna op te leggen taakstraf zal de rechtbank verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslaggenomen geld is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Niet vastgesteld is kunnen worden aan wie het geld toebehoort. Gebleken is dat feit 1 is begaan met betrekking tot dit geld.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de feiten 2 en 3 zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33a, 33b, 36b, 36c, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van witwassen;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een wapen van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
-
verklaart verbeurdhet inbeslaggenomen geld, te weten een bedrag van € 27.400,00;
-
verklaart onttrokken aan het verkeerde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK patroonhouder (omschrijving: G2564130)
  • 1 STK munitie (omschrijving: G2564127, kogelpatroon)
  • 1 STK pistool (omschrijving: G2564122, wapennummer: AL2355, Walther);
Voorlopige hechtenis
-
heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. M. van de Wetering en mr. D.S.G. Froger, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 september 2023.