ECLI:NL:RBZWB:2023:6321

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
10605607 VV EXPL 23-52 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • J.R.M. Schravenmade
  • Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een woning in kort geding met betrekking tot huurbetalingen en dwangsommen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser en een gedaagde, waarbij de eiser vorderingen heeft ingediend met betrekking tot de ontruiming van een woning. De eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde en een advocaat, heeft de gedaagde gedagvaard, maar de gedaagde is niet verschenen op de zitting. De eiser vorderde onder andere betaling van achterstallige huur, ontruiming van de woning, en een voorschot op schoonmaakkosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen, maar heeft de gevorderde dwangsom en het voorschot op schoonmaakkosten afgewezen. De rechter oordeelde dat de eiser voldoende mogelijkheden heeft om de ontruiming te effectueren zonder de noodzaak van een dwangsom, en dat er onvoldoende onderbouwing was voor de gevorderde schoonmaakkosten. De kantonrechter heeft wel een bedrag aan buitengerechtelijke kosten toegewezen en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten. De gedaagde moet de woning uiterlijk op 30 september 2023 ontruimen en de eiser vergoeden voor de gemaakte kosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 10605607 VV EXPL 23-52
vonnis in kort geding d.d. 30 augustus 2023
inzake
[eiser]h.o.d.n.
[bedrijf eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
[gemachtigde] , juriste, en mr. J.R.M. Schravenmade, advocaat te Maarssen,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres] ,
gedaagde,
niet verschenen.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser] ” en “ [gedaagde] ”.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de dagvaarding van 9 augustus 2023 met producties.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2023. Ter zitting waren aanwezig de heer [naam ] , gevolmachtigd door [eiser] , bijgestaan door mevrouw [gemachtigde] en mr. Schravenmade voornoemd. [gedaagde] is niet verschenen. Mevrouw [gemachtigde] heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling haar pleitaantekeningen en een e-mailbericht van [gedaagde] overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil en de beoordeling

2.1
[eiser] vordert, na vermindering van eis, om bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen:
1. tot betaling van primair een bedrag van € 2.868,12, subsidiair een bedrag van € 2.142,66 en meer subsidiaire een bedrag van € 2.116,88, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente;
2. tot volledige nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente;
3. de studio, staande en gelegen te [woonadres] (verder: het gehuurde) te ontruimen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
4. tot betaling van een voorschot op schadevergoeding in het geval het gehuurde niet bezemschoon wordt opgeleverd;
5. tot betaling van de gebruiksvergoeding van een bedrag van € 603,12 per maand;
6. tot betaling van de proceskosten, de nakosten en de wettelijke rente over de proceskosten.
2.2
[gedaagde] is, hoewel behoorlijk gedagvaard, niet ter zitting verschenen, zodat tegen hem verstek is verleend.
2.3
De kantonrechter dient in deze procedure te beoordelen of [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en of aannemelijk is dat de vorderingen van [eiser] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het – mede gelet op de belangen van partijen over en weer – gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van de voorzieningen zoals gevorderd.
2.4
Het gestelde spoedeisend belang van de gevorderde voorzieningen is niet weersproken, zodat [eiser] ontvankelijk is in zijn vorderingen.
2.5
De primair gevorderde voorzieningen komen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor, zodat deze toewijsbaar zijn, met inachtneming van het navolgende.
2.6
De gevorderde dwangsom wordt afgewezen. [eiser] heeft onvoldoende belang bij een dwangsom, nu hij de mogelijkheid heeft dit vonnis te executeren en op die wijze de ontruiming van het gehuurde tijdig te bewerkstelligen. Onvoldoende voor toewijzing van de verzochte dwangsom is dat [eiser] een ‘extra stok achter de deur’ wenst. Niet is onderbouwd dat de vrees van [eiser] , dat [gedaagde] het gehuurde niet zal verlaten, gerechtvaardigd is. In het ter mondelinge behandeling overgelegde e-mailbericht geeft [gedaagde] immers aan dat hij al aan het verhuizen is. De stelling dat [eiser] afhankelijk is van de agenda van de deurwaarder en (eventueel) politie en justitie en er dientengevolge geen tijdige ontruiming kan plaatsvinden is evenmin voldoende. [eiser] ontvangt immers het vonnis ruim een maand voor de ontruimingsdatum, zodat hij tijdig contact kan opnemen met de deurwaarder.
2.7
Het gevorderde voorschot op de vergoeding van de schoonmaakkosten wordt evenmin toegewezen. Onvoldoende is onderbouwd dat [gedaagde] niet aan die verplichting zal voldoen. Bovendien is niet onderbouwd dat, indien [gedaagde] niet aan die verplichting voldoet, te verwachten is dat de kosten dermate hoog zullen oplopen.
2.8
De kantonrechter zal een bedrag van € 413,50 aan buitengerechtelijke kosten toewijzen, nu dit bedrag door [eiser] is aangezegd volgens het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2.9
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proces- en nakosten. De gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten worden toegewezen als in het dictum vermeld.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde uiterlijk 30 september 2023 met al de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels en bezemschoon ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen;
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
- een bedrag van € 2.868,12 aan achterstallige huur tot en met juni 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 413,50 aan buitengerechtelijke kosten;
- de op grond van de huurovereenkomst verschuldigde bedragen aan (geïndexeerde) huur en servicekosten, vanaf 1 augustus 2023 tot en met 30 september 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover telkens vanaf de tweede dag van de maand, waarin de bedragen verschuldigd worden, tot de dag van de algehele voldoening;
- een bedrag van € 603,12 per maand of gedeelte daarvan aan gebruiksvergoeding vanaf 1 oktober 2023 tot het moment dat [gedaagde] het gehuurde feitelijk heeft ontruimd;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op een bedrag van € 902,86, daarin begrepen een bedrag van € 529,00 als salaris voor de gemachtigde van [eiser] , te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2023.