ECLI:NL:RBZWB:2023:6274
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een berging in strijd met het bestemmingsplan
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 31 augustus 2023, wordt het beroep van eisers tegen de verleende omgevingsvergunning voor de verbouwing van een berging beoordeeld. De vergunninghouder had op 21 april 2022 een omgevingsvergunning aangevraagd, die door het college van burgemeester en wethouders was verleend. Eisers, die bezwaar maakten tegen deze vergunning, stelden dat het college bij de beoordeling van de vergunning is uitgegaan van onjuiste metingen van de goot- en nokhoogte van de berging. De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden de omgevingsvergunning heeft verleend. De rechtbank oordeelt dat de hoogte van de berging niet in strijd is met het bestemmingsplan, omdat de gemeten nokhoogte binnen de toegestane bouwhoogte valt. De rechtbank wijst erop dat de goothoogte wel in strijd is met het bestemmingsplan, maar dat het college gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om van het bestemmingsplan af te wijken. De rechtbank stelt vast dat de overschrijding van de goothoogte en de bebouwde oppervlakte binnen de grenzen van de beleidsregels valt en dat er geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de verleende omgevingsvergunning in stand blijft. Eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.