Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
€ 900,00 +
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak heeft eiser, wonende in Duitsland, gedaagde aangeklaagd voor schadevergoeding na een incident waarbij de hond van gedaagde de hond van eiser zou hebben gebeten. Eiser heeft schade geleden door dierenartskosten en vordert een verklaring voor recht dat gedaagde aansprakelijk is op grond van artikel 6:179 BW, subsidiair op grond van artikel 6:162 BW voor onrechtmatige daad. Gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat hij niet de bezitter van de hond is, maar dat deze van zijn zoon is. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet aansprakelijk is op basis van artikel 6:179 BW, omdat hij niet de bezitter van de hond was. De subsidiaire vordering op basis van artikel 6:162 BW wordt ook afgewezen, omdat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat de schade door de hond van gedaagde is veroorzaakt. Daarnaast wordt het gevorderde contactverbod afgewezen, omdat niet is aangetoond dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.